9
„Och, als je op een dorp geboren en
getogen bent hij praat daar kennelijk
graag over dan leer je dat wel. Je werd
vroeger eigenlijk opgevoed door je ouders,
maar ook door het personeel. Je leert ook
veel van de kinderen van het personeel.
Die wisselwerking brengt met zich mee,
dat je gemakkelijk met alle soort mensen
om kunt gaan. In de stad is dat anders. Veel
minder contact tussen de groepen mensen.
Een notaris, dokter, jurist daar, ontmoeten
alleen maar mensen van hun eigen kring
en van hun eigen niveau.
Maar ik heb ook wel een goede leerschool
gehad. Als je 22 jaar wethouder van Lang
broek bent, een plaatsje van 1200 inwoners,
heel wat minder dan het personeel van
de Centrale Bank, dan krijg je wel gelegen
heid contact te leggen, zeker als je dan
ook nog 34 jaar Kerkvoogd geweest bent.
Ook bij het Utrechts Landbouwgenootschap
23 jaar voorzitter leerde je in elk dorp
mensen kennen. In de stad zou me dat
niet gelukt zijn, de gewone man ontmoet je
daar niet".
En dan komt er ineens zo'n mooi verhaal,
sappig en kernachtig, waar de heer Van
Lijnden befaamd om is. Het was toen de rol
van de landadel op het platteland ter
sprake kwam. Die adel heeft denk ook
aan de opkomst van onze eigen coöpera
tieve banken vaak een grote rol gespeeld
bij de boerenorganisaties.
„Nou, de adel had in die tijd een betere
opleiding dan de boeren en arbeiders. Je
had een soort roeping als 'de gekozen
burgemeester'. Neem mijn grootvader.
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw
brachten de mensen uit Langbroek hem hun
spaargeld. Er was geen bank. Niemand
vertrouwde iemand, maar hij had het ver
trouwen. Hij was tussen 1865 en 1884
minister van vijf verschillende departe
menten".
De pretrimpels rond zijn ogen tonen, dat
hem iets te binnen schiet:
„Er was hier een vent, die dooie kippen uit
de wetering haalde. Hij at ze nog op ook.
Het was niet zo'n frisse; hij mocht alleen
zomers bij de mensen komen, als alle
deuren openstonden! Hij vertrouwde nie
mand maar had een keer een brief
gekregen uit Amerika,maar hij kon niet
lezen of schrijven.
Komt er hier mee aanzetten of ik het
maar even wou lezen. Bleek dat zijn zuster
overleden was en dat die en die notaris er
wat van wist. De vent vraagt mij of ik dat dan
maar voor hem wil regelen. Ik naar de
notaris, die deftig zegt: U kunt degene
wiens adviseur u bent feliciteren, er is een
erfenis van 25.000,
Het einde van het liedje was dat ik execu
teur testamentair werd van die zuster, een
prostituée in Amerika. Toen ik de notaris
mijn nogal lange naam opgaf, de man
had eerst verstaan 'Verlinde' of zoiets
viel de man haast van zijn stoel af"!
Toen ik in 1953 bij de bank kwam, was alles
veel kleiner dan nu. Maar het Bestuur zat
er eigentijk dichter op dan nu één keer
per week vergaderen je besprak eigen
lijk alles met de directie over uw
benoeming bijv. hebben we indertijd (dat
was in 1957) in twee vergaderingen gespro
ken. Er was een sterke medeverantwoorde
lijkheid. Dat kan niet meer, je zou er dan
een full-time job van moeten maken.
Jammer eigenlijk, want vroeger was dat
toch wel aardiger, je kende iedereen. Maar
zo is het tegenwoordig op alle grote
banken".
Bedachtzaam vervolgt hij dan: „Ik geloof
wel, dat wij meer dan andere bedrijven te
maken hebben met de spanning die er is
tussen enerzijds de noodzaak van leiding
geven en anderzijds de wens van demo
cratisch overleg. Dat komt ook omdat van
oorsprong directie en bestuur uit dezelfde
kring komen als de besturen van de lokale
banken, ze hebben dezelfde interesses.
Maar het onderlinge vertrouwen is groot
en de verhoudingen zijn goed. Met de
fusie is het ook goed gegaan. Vroeger was
ons dat niet gelukt. De mensen stonden
toen ook anders tegenover elkaar, ze waren
er niet rijp voor. Als je dat is al een hele
tijd geleden een KNLC-er met een man
van de CBTB samen in een comité stopte
dan ging dat niet zo best. Trouwens
Friezen en Hollanders klikte ook niet
twee heel andere volksstammen dat zie
je nog. Zoiets zag je ook bij onze fusie:
de Utrechters 'trokken hun melk op' als ze
Eindhovenaren ontmoetten en de Eind-
hovenaren hadden moeite met de Utrechtse
gang van zaken. Maar dat is allemaal al
beter geworden. Ik vind, dat we elkaar
inmiddels al behoorlijk kennen.
Onze fusie is m.i. geslaagd, ja, want nu kun
je wat. Hij is op een moment gekomen,
waarvan je zegt: nu kan het. Fusies tussen
kleine banken liggen vaak moeilijker. Dat
ligt niet aan de mensen, maar meer aan het
feit, dat ze opgevoed zijn te denken 'daar
zit de concurrent' en dan ga je het te veel
in het persoonlijke vlak zien."
Het gesprek komt even op de nieuwe
richting die de Centrale Bank na de fusie
is ingeslagen o.a. met de buitenlandse