B m resultaten van het onderzoek praktische gevolgen ling en dergelijke) van essentieel belang. Uit verschillende onderzoeken is echter ook gebleken, dat op vergelijkbare bedrijven de inkomensverschillen enorm groot zijn. Bij zonder veelzeggende gegevens hieromtrent komen naar voren in „Boer - en Bedrijfs resultaat", het proefschrift, waarop dr. ir. D. Zachariasse in het afgelopen najaar is gepromoveerd aan de Landbouw Hoge school. Het onderzoek had plaats op 29 akkerbouw bedrijven in de Noordoostpolder gedurende de jaren 1968/'69 en 1969/70. Deze bedrijven waren van gelijke omvang (ruim 30 hectare), terwijl de overige externe pro- duktie-omstandigheden, zoals grondsoort, verkaveling en dergelijke, ook gelijk waren. Voor de onderzochte jaren werd nagegaan hoe groot de inkomensverschillen waren en wat belangrijker is, waaraan deze moesten worden toegeschreven. De geconstateerde verschillen zijn zeer groot. In 1968/'69 bedroeg het verschil tussen het hoogste en het laagste bedrijfsresul taat ruim 1.600,-/hectare in 1969/70 was dit zelfs ruim 3.400,-/hectare. Per be drijf betekent dit dus circa 50.000,- res pectievelijk ruim 110.000,-. Als op het beste bedrijf in 1969/70 bijvoorbeeld nog 50.000,- werd verdiend, beliep het verlies op het slechtste bedrijf in dat jaar ruim 60.000,-. Doordat het onderzoek is uitgevoerd op ver gelijkbare bedrijven, moeten de geconsta teerde verschillen worden toegeschreven aan de activiteiten van de ondernemers op de betrokken bedrijven. Bij het onderzoek naar de oorzaken van dergelijke inkomens verschillen valt op, dat deze voor 2h ge deelte moeten worden toegeschreven aan verschillen in bruto-opbrengsten. Dit valt uiteen in de kilo-opbrengsten en de op- brengstprijzen, die ieder circa V3 gedeelte van de verschillen veroorzaken. De ver schillen in kosten (vooral arbeidskosten) waren slechts in beperkte mate aanspra kelijk voor rentabiliteitsverschillen. Uit het onderzoek kwam duidelijk naar voren, dat de spreiding niet kan worden toe geschreven aan de samenstelling van het bouwplan en/of de verschillen in kosten van de bedrijfsorganisatie. Veeleer blijkt dit te zijn veroorzaakt door de uitvoering van de aan een bepaald bouwplan ver bonden taken. Het „hoe" is in dit geval minstens zo be langrijk gebleken als het „wat". Zaken als bijvoorbeeld zaaidatum, zaaidiepte, toe stand van het zaaibed, gewas verzorging en dergelijke, blijken verregaande gevolgen te hebben. Hoewel het onderzoek slechts betrekking heeft op twee jaren, blijkt uit de resultaten overduidelijk, dat er van de veel gebruikte termen „geluk" en „pech" geen sprake kan zijn. De verschillen in bedrijfsresultaten zijn voor een zeer groot gedeelte te ver klaren uit rationele oorzaken, die liggen bij de ondernemer. Het onderzoek had betrekking op akker bouwbedrijven; mede op basis van andere, minder systematische onderzoekingen, lijkt eenzelfde conclusie ook voor andere pro- duktierichtingen gerechtvaardigd. De speci fieke oorzaken kunnen mogelijk anders liggen, doch de invloed van de ondernemer op het bedrijfsresultaat is, met name in de veehouderij sectoren, zeker niet geringer dan bij de akkerbouw. De inkomensverschillen werden zoals ge steld, geconstateerd op vergelijkbare be drijven. Indien op vergelijkbare bedrijven reeds een dermate grote spreiding in be drijfsresultaten voorkomt, zal deze sprei ding op bedrijven, die onderling grote ver schillen in produktie-omstandigheden ver tonen, alleen maar groter zijn. Deze grote verschillen in bedrijfsresultaat tonen eens te meer het belang van een in dividuele beoordeling van de bedrijven aan. Het hanteren van normatieve gegevens blijkt bijzonder gevaarlijk te zijn, zonder dat daarbij tevens de capaciteiten van de on dernemer in ogenschouw worden genomen. Een belangrijk hulpmiddel daarbij vormen de boekhoudingen van de achterliggende jaren. Het „hoe" van het boeren is belangrijker voor de kilo-opbrengsten en de opbrengst- prijzen dan men denkt (Foto Hans Samsom) m

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 33