liquiditeits problemen? 30 agrarische kroniek ing. c. bottema ir. c. i. m. van valkengoed v beter dan verwacht, maar oordeel opschorten nog kwetsbaar verschillen in bedrijfsresultaat De heren Bottema en Valkengoed staan stil bij twee kanten van het agrarische bedrijf, die thans zeker de aandacht verdienen. Allereerst de vraag, hoe staat het met de liquiditeitspositie. De moei lijkheden - denk slechts aan de wa teroverlast - waarmee vele bedrijven te kampen hebben gehad, maken het zonder meer van gewicht te we ten hoe het agrarische bedrijfsleven er nu uit een oogpunt van liquiditeit voorstaat. Nauw verband daarmee houdt de op vallende omstandigheid, die uit een academisch proefschrift heel duide lijk naar voren is gekomen: n.l. dat de verschillen in resultaten tussen overigens „gelijke" bedrijven enorm uiteen kunnen lopen. Het belang van de individuele beoordeling van een bedrijf voor de kredietverlening wordt daardoor nog eens dik onder streept. De minder gunstige gang van zaken in de agrarische sector heeft de afgelopen tijd sterk in de belangstelling gestaan. Ge vreesd werd dat liquiditeitsproblemen zich bij de bedrijven op grote schaal zouden aandienen. Nu 1975 alweer een aantal maanden op streek is, lijkt het interessant stil te staan bij de situatie in de land- en tuinbouw zoals deze zich in de financieringspraktijk aan dient. Het geheel van alle land- en tuinbouwsecto ren overziende kan gesteld worden, dat de liquiditeitsproblemen tot nu toe niet die vormen hebben aangenomen zoals door sommigen werd verwacht. Dit wil niet zeggen dat er helemaal geen problemen zijn. Deze problemen zijn echter op dit moment aanmerkelijk minder dan destijds moest worden gevreesd en zijn zeker nog niet massaal te noemen. Bij deze constateringen moet echter direct een aantal kanttekeningen geplaatst worden. Het geschetste beeld geldt namenlijk niet voor alle sectoren in de zelfde mate. Bovendien kan van sommige sectoren nog geen duidelijk inzicht ver kregen worden. Dit laatste geldt bijvoor beeld voor de akkerbouw, waarvan de oogst in het najaar zozeer werd bemoeilijkt door wateroverlast. De akkerbouw heeft een sterk seizoenmatige financieringsbehoefte, welke in de laatste maanden van het jaar de grootste omvang bereikt. Het is op dit moment dan ook nog te vroeg om een dui delijk beeld van de liquiditeitspositie van de akkerbouwbedrijven te verkrijgen. In de varkenshouderij kan niet gesproken worden van liquiditeitsproblemen bij een belangrijk percentage van de bedrijven, ondanks de aanhoudend vrij lage prijzen. De problemen lijken hier echter wel toe te nemen. Ook in de glastuinbouw blijken bij de finan ciering van de bedrijven nog geen liquidi teitsproblemen op grote schaal. Wel hebben de banken een toenemend aantal verzoeken tot uitstel van aflossing ont vangen. Bovendien kunnen de minder gun stige slaprijzen in de afgelopen maanden het huidige beeld wijzigen. De situatie schets voor de glastuinbouw geldt helaas niet voor twee andere tuinbouwsectoren, te weten de bloembollen- en de champignon sector. Het reeds gedurende een aantal jaren aanhoudende zwakke prijspeil van de champignons begint duidelijk door te werken in de financiële positie van een aantal bedrijven. De bloembollenbedrijven kregen naast de slechte prijzen ook nog te kampen met de gevolgen van de water overlast. Bij het beeld dat geschetst is voor de ge hele agrarische sector moet opgemerkt worden dat liquiditeitsproblemen in hun algemeenheid veelal pas gaan optreden na een ongunstige gang van zaken gedurende een langere periode. De financiële positie van een groot aantal bedrijven is zodanig, dat incidentele tegen vallers opgevangen kunnen worden. Daar naast hadden de bedrijven in een aantal sectoren bij de aanvang van het ongunstige jaar 1974 een goede financiële weerstands kracht als gevolg van gunstige resultaten in voorgaande jaren. De varkenshouderij is daarvan een duidelijk voorbeeld. Ook het leverancierskrediet blijkt gewild of onge wild een belangrijke rol te spelen bij de ver schuiving van klemmende liquiditeitstekor ten naar een later tijdstip. Bij de huidige situatie mogen ook de vele miljoenen guldens die de overheid in de afgelopen maanden aan de bedrijven in de agrarische sectoren heeft verstrekt, niet onvermeld blijven. Dit geldt ook voor de verstrekte leningen in het kader van de Rijksgroeps regeling Zelfstandigen. In perioden dat het een bepaalde agrari sche sector minder gunstig gaat, blijken twee groepen bedrijven kwetsbaar voor het optreden van liquiditeitstekorten. In de eerste plaats zijn dit de bedrijven waarop recentelijk een forse investering heeft plaats gevonden. Veelal is de aanwezige liquiditeitsruimte aangewend voor de inves teringen, terwijl tevens omvangrijke inves teringen en wijzigingen in de bedrijfsopzet de kans op een tijdelijke terugslag in de bedrijfsresultaten groot maken. Indien dit samenvalt met een ongunstige gang van zaken in de desbetreffende agrarische sec tor neemt de kans op liquiditeitsspanningen aanmerkelijk toe. In de tweede plaats moet gedacht worden aan een groep bedrijven en ondernemers waarvan de zwakke inkomenspositie een structureel karakter heeft. Een minder gun stige ontwikkeling in de agrarische sector betekent voor deze bedrijven niet zozeer de directe oorzaak voor het optreden van liqui diteitstekorten, doch veeleer een ernstige versterking van een bestaande minder gunstige situatie. In een periode, waarin de bedrijfsresultaten minder gunstig zijn, krijgen de enorm grote verschillen in bedrijfsresultaat meer aan dacht. Een deel van de ondernemers weet, ondanks de bijzonder ongunstige ontwikke ling van prijzen en kosten, toch nog een aanvaardbaar inkomen te verwerven. Daar tegenover staat echter een toenemend aan tal ondernemers, dat in financiële moeilijk heden geraakt, hetgeen in eerste instantie tot uiting komt in liquiditeitsproblemen. Vanzelfsprekend is daarbij de aard van het bedrijf (produktierichting, omvang, verkave-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 32