19
vogels of varkens?
enkele reacties inzake
de landschapsparken
indien een stroom toeristen de rust in het
zo attractief geworden landschap gaat ver
storen.
Wie kennis neemt van de huidige situatie op
het Nederlandse platteland komt spoedig
tot de ontdekking dat de uitdrukking ,,het
is botertje tot de boom" hierop niet meer
van toepassing is.
Met name in de gebieden waarin men
tracht een ruilverkaveling voor te bereiden,
wordt veelal een verbeten strijd gevoerd
tussen landbouw en natuurbehoud. Daarbij
zijn niet alleen de belangen van de direct
betrokken boeren in het geding. Indirect
raakt de extensivering van hun bedrijven
ook de bestaansmogelijkheden van de leve
ranciers en afnemers van de agrarische be
drijven.
Deze ondernemers komen echter niet in
aanmerking voor een schadevergoeding en
hun inkomensverlies is niet opgenomen in
de berekening van de kosten van land
schapsbehoud.
De tegenstellingen tussen landbouw en na
tuurbehoud hebben tot gevolg dat de voor
bereiding van ruilverkavelingen thans veel
meer tijd in beslag neemt dan een aantal
jaren geleden nog als normaal werd be
schouwd. Ook deze vertraging betekent op
zichzelf al een bezwaar omdat daardoor de
betrokkenen veel te lang in onzekerheid
moeten leven aangaande de veranderingen
die zich zullen gaan voltrekken. Overigens
moeten volgens minister Van der Stee de
oorzaken van vertraging bij de ruilverkave
lingen niet alleen bij de natuurbescherming
worden gezocht, maar ook bij de bevoegd
heden van provincies en gemeenten met
betrekking tot streek- en bestemmings
plannen.
Een systeem van inkomenstoeslagen in ver
band met natuur- en landschapsbehoud
brengt mee dat de ontwikkeling in de rich
ting van steeds grotere aantallen dieren per
bedrijf en per man in bepaalde gebieden
wordt doorkruist. Op zichzelf kan men hier
in behalve negatieve- ook positieve aspec
ten onderkennen. Met betrekking tot dit
laatste kan worden gedacht aan de moeite
die veel boeren in de afgelopen jaren heb
ben gehad om hun bedrijfsvoering aan te
passen aan de zich snel wijzigende econo
mische omstandigheden. Het aantal boeren
dat daarin maarten dele is geslaagd, is wel
licht nog groter. Tegen de achtergrond van
deze problematiek is het duidelijk, dat in
komenstoeslagen ertoe kunnen leiden dat
het boerenbestaan iets van de oude stabili
teit herwint. De landschapsboeren kunnen
tot de blijvers gaan behoren zonder dat ze
gedwongen zijn de grote investeringen te
doen die op de ontwikkelingsbedrijven van
tijd tot tijd noodzakelijk zijn.
In verband met het voorgaande zal men in
de toekomst drie typen boeren kunnen on
derscheiden, namelijk: ontwikkelingsboe-
ren, landschapsboeren en wijkers. Daarbij
zou eigenlijk iedere boer zelf de keuze moe
ten kunnen maken tot welke van deze cate
gorieën hij wil behoren. Er zijn ongetwijfeld
boeren te vinden die meer belangstelling
hebben voor vogels dan voor varkens. Ook
is de een meer ingesteld op het ondernemer
zijn, terwijl het een ander er vooral om gaat
te kunnen werken in de buitenlucht. Het
doen van een individuele keus in dit op
zicht wordt echter sterk bemoeilijkt door
het feit dat boeren over het algemeen nogal
honkvast zijn. De meesten zijn en blijven
boer op de boerderij waarop zij of hun
vrouw geboren zijn.
Een bijzonder aspect van de voorgestelde
maatregelen ten behoeve van het land
schapsbehoud betreft de vraag in hoeverre
hierdoor de verkeerswaarde van de boer
derijen en de landbouwgrond wordt beïn
vloed.
De op te leggen beperkingen in het land
bouwkundig gebruik betekenen dat de land
bouwkundige waarde van de grond daalt.
Dit heeft dus een negatief effect op de ver
keerswaarde. De financiële vergoedingen,
die de regering in het vooruitzicht stelt als
compensatie voor het inkomensverlies heb
ben daarentegen een positief effect op de
verkeerswaarde van het agrarische onroe
rend goed.
Toch zal men er naar onze mening niet
zonder meer van uit kunnen gaan dat deze
twee factoren, die een tegengestelde in
vloed uitoefenen op de verkeerswaarde, el
kaar juist in evenwicht zullen houden.
Concluderend menen wij te mogen stellen
dat met het verschijnen van deze nieuwe
ministeriële nota's een wezenlijk maar ook
een zeer complex vraagstuk aan de orde
is gesteld. Het is bepaald nog geen pas
klare oplossing. Wel is het een flinke aan
zet voor het vele werk dat in de komende
jaren organisatorisch en op het gebied van
de wetgeving zal moeten worden verricht.
Landschapsparken: een woord dat
thans snel tot het grote publiek
doordringt.
Een woord op zichzelf genomen
met een sympathieke klank, maar
dat diep kan ingrijpen in het bestaan
van de boeren, die in de parken
hun bedrijf uitoefenen.
Vogels, wild en vissen, bomen,
planten en een milieu dat de natuur
ontziet, wij willen ze allemaal graag
behouden. Maar als we daar prijs op
stellen, moet er ook een prijs voor
betaald worden met name aan
degenen, die dat behoud mogelijk
maken, door hun bedrijfsuitoefening
aan beperkingen te laten onder
werpen)
Enkele uitspraken:
Voorzitter van de Vereniging tot
Behoud van Natuurmonumenten, de
heer mr. H. W. Bloemers:
„De moderne ontwikkeling, met
name van de landbouw, dreigt al de
nog overgebleven culturele en
natuurwetenschappelijke waarden
weg te vagen als we ons niet tijdig
bezinnen op datgene wat wij willen
behouden".
Prof. dr. J. W. Tesch, voorzitter van
de Stichting Natuur en Milieu:
„Wij moeten trachten een nieuwe
koers te vinden die rekening houdt
met het feit dat de grenzen in zicht
zijn: grenzen aan onze schaarse
ruimte, aan de natuurlijke hulp
bronnen en aan het incasserings
vermogen van het natuurlijke milieu.
Drs. R. Zijlstra, voorzitter van de
Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond:
,,'t lijkt wel of de klok stil moet
worden gezet, of zelfs achteruit".
Staatssecretaris Meijer (CRM):
„Dit beleid zal voor de boer niet uit
monden in inkomstenvermindering".
Ir. S. Herweijer, directeur-generaal
van het Ministerie van Landbouw:
„De regering is zich er zeer van
bewust dat de zaak van de land
schapsparken alleen in goed
overleg met de landbouw geregeld
kan worden en anders tot mislukken
gedoemd is".
Voorzitter van het Landbouwschap,
Ir. C. S. Knottnerus:
„We moeten ons van de landbouw
uit positief opstellen ten opzichte van
andere belangen in het landschap.
Maar ons gaat het er ook om de
bedrijfsvoering te optimaliseren ten
behoeve van de hele Nederlandse
economie".