9
fiscus bemoeilijkt
eigen vermogensvorming
ve publiciteit vermoedelijk veel meer bedrij
ven ertoe zal brengen gebruik te maken van
het beschikbare instrumentarium, waar
onder ook valt de garantieverlening.
Dit zijn belangrijke uitspraken, waarvan ik
hoop dat zij zeer concreet onze niet-agra-
rische ondernemers ten goede zullen ko
men. Merkwaardig om geen sterker
woord te gebruiken vind ik, dat de mi
nister met geen enkel woord blijk geeft, dat
de monopoliepositie van de Nederlandsche
Middenstandsbank ten aanzien van de over-
heidsgarantie in de sector midden- en klein
bedrijf niet langer te handhaven is. Dat is
een situatie die in de crisistijd van de der
tiger jaren gegroeid is, maar vergeleken
daarbij zijn de omstandigheden inmiddels
sterk veranderd. Was aanvankelijk het ka
rakter van het middenstandsgarantiekrediet
gericht op sociale doeleinden, thans zijn
deze kredietgaranties economisch gericht,
lijke kredietmogelijkheden bereiken als bij
de NMB onder garantie van de Staat, maar
ondertussen moet de Rabobankorganisatie
toch maar de gelijke diensten voor het mid
den- en kleinbedrijf aanbieden vanuit een
ongunstiger positie dan de NMB.
Het geeft ons voldoening, dat wij dat kun
nen doen, maar wij achten deze scheve ver
houding tussen één bank, de NMB, en de
andere banken niet in het belang van de
bedrijven, die ook volgens de woorden van
de minister aan overheidsgarantie grote be
hoefte hebben. Wil de minister de gegaran
deerde kredietverlening een groter rol laten
spelen, dan is het nu nodig om af te stappen
van het monopolie van de NMB. Het volle
dige pakket bankdiensten op financierings-
gebied moet geboden worden door de eigen
bank van de ondernemers in het midden- en
kleinbedrijf, ook als het gaat om door de
overheid gegarandeerde kredieten.
waarbij het garantiesysteem een element is
geworden in een meer omvattende struc
tuurpolitiek voor midden- en kleinbedrijf.
Reeds jarenlang is door ons en door de
andere banken tegen het monopolie ge
protesteerd, maar helaas tot nu toe zonder
resultaat.
Zoals bekend zal zijn hebben wij verleden
jaar, geconfronteerd als wij waren met die
monopoliepositie van de NMB, een nieuwe
kredietregeling gemaakt.
Onze kredietnemers kunnen daardoor ge-
Kopers kiezen kritisch.
Ik meen, dat wij dit thans in het belang van
de cliënten, wier belangen wij willen behar
tigen, met het volste recht mogen stellen.
Want de overheid zal moeilijk voorbij kun
nen zien aan het feit, dat het totaalbedrag
aan leningen en kredieten, dat door de
rabobanken verstrekt is in de sector mid
den- en kleinbedrijf, in dezelfde orde van
grootte ligt als de verstrekkingen van de
NMB in deze sector!
Ter verbetering van de financiële positie
van de ondernemers is ook een aantal fis
cale maatregelen genomen. Ik noem de fis
cale oudedagreserve, de zelfstandigen
aftrek en de verhoging van de investerings
aftrek. Deze laatste zijn bedoeld als tijde
lijke maatregelen. Daarmee zijn enige be
langrijke stappen gezet naar een, in verge
lijking met de gesalarieerde werknemers,
rechtvaardige fiscale behandeling van de
zelfstandige werknemer. Dit jaar is het rap
port van de commissie Hofstra te verwach
ten dat mogelijk aanbevelingen zal doen
voor een meer definitieve verbetering van
het fiscale regiem voor ondernemers.
Nog twee andere fiscale vraagstukken zijn
naar mijn mening van belang, voor een
beter ondernemersklimaat. Allereerst de
vraag hoe moet worden voorkomen, dat als
gevolg van de geldontwaarding ontstane
schijnwinsten worden meegeteld in de fis
caal belastbare winst. En vervolgens het
vraagstuk van de zogenaamde dubbele be
lasting op de door vennootschappen uitge
keerde winst.
Omdat die winst eerst wordt belast met ven
nootschapsbelasting en daarna nog eens
met inkomstenbelasting, is voor NV's en
BV's het vreemd vermogen een goedkopere
financieringsbron geworden dan het eigen
vermogen. De eigen vermogenspositie van
in NV- of BV-vorm opererende ondernemin
gen zien we dan ook geleidelijk achteruit
gaan. Het is verontrustend in welk snel tem
po dit geschiedt, wanneer we bedenken dat
bij de op de Amsterdamse effectenbeurs
genoteerde vennootschappen het eigen
vermogen in procenten van het balanstotaal
daalde van 52,1 in 1967 tot 38,5 in 1973.
Deze ontwikkeling kan zo niet doorgaan, en
ik onderschrijf de opmerking uit de werk-
gelegenheidsnota van de regering dat de
„scheefgetrokken financieringsstructuur"
in toenemende mate een knelpunt vormt
voor een gezonde ontwikkeling van het be
drijfsleven.
Vele BV's hebben praktisch gesproken
slechts één eigenaar. Het eigen vermogen
is veelal zeer beperkt en het noodzakelijke
risicodragende vermogen wordt doorgaans
aangevuld door een zogenaamde achter
gestelde lening van de eigenaar. Het motief
voor zo'n BV ligt vrijwel steeds in de fis
cale sfeer.
Op dezelfde wijze zien we dat steeds meer
bedrijfspanden in bezit raken van beleg-
gingsmaatschapijen, die van vrijstellings
mogelijkheden op het gebied van de ven
nootschapsbelasting kunnen profiteren.
Door een huurcontract krijgen aldus ook
minder kapitaalkrachtige ondernemers een
gunstige mogelijkheid om de beschikking te
krijgen over een bedrijfspand.
Het bedrijfsleven slaagt er aldus tot op ze
kere hoogte wel in de scherpste fiscale