het midden- en
kleinbedrijf in de
branding
onze belangstelling is
sterk verbreed
veel bedrijven kwetsbaar
geworden
overheidsgarantie ja,
monopolie neen
drs. f. p. j. bakx Het bruto nationaal produkt van ons land mag dan wel in 1974 nog iets toege
nomen zijn, het is duidelijk dat we thans niet van een gunstige economische
ontwikkeling kunnen spreken.
De feiten zijn bekend: een sterk toegenomen werkloosheid en een ongekend
sterke stijging van de kosten van levensonderhoud. Ook is duidelijk dat de
nadelige gevolgen van de economische moeilijkheden zeer ongelijk verdeeld
zijn. Een onevenredig groot deel daarvan hebben de ondernemers in het mid
den- en kleinbedrijf te dragen gekregen.
Wanneer ik thans speciale aandacht wijd
aan het midden- en kleinbedrijf buiten de
agrarische sector, doe ik dat vanuit de ge
dachte, dat onze coöperatieve banken het
bedrijfsleven in zijn moeilijkheden wil tege
moet komen door zoveel mogelijk rekening
te houden met de financiële positie van
ieder afzonderlijk bedrijf.
Dat geldt onder ons van ouds en onver
anderd voor de agrarische bedrijven, maar
nu geconstateerd kan worden, dat in het
werkgebied van een toenemend aantal
rabobanken speciaal bij de grotere
het aantal agrarische ondernemers relatief
steeds minder wordt en dat tegelijkertijd
het aantal cliënten onder niet-agrarische
bedrijven zeer sterk groeit, zijn deze laatste
ook volop in onze belangstelling komen te
staan.
Onze cijfers tonen aan dat de financiering
van de niet agrarische bedrijven in verge
lijking met de agrarische kredietverlening
snel aan betekenis wint.
Ultimo 1974 stond bij onze organisatie in
totaal een bedrag van 5,3 miljard gulden
aan leningen en kredieten uit bij land- en
tuinbouwbedrijven en 4,5 miljard gulden bij
het overige midden- en kleinbedrijf. De uit
zettingen van de Rabobankorganisatie zijn
in de loop van de jaren dan ook een grotere
spreiding gaan vertonen, waarbij het aan
deel van de agrarische sector (inclusief de
agrarische coöperaties) is gedaald van
47 in 1965 tot 34 in 1974. Ik wil hieraan
direct toevoegen, dat de agrarische finan
ciering voor onze banken van bijzonder
grote betekenis blijft: in 1974 werd voor
ruim 2,1 miljard aan nieuwe leningen ver
strekt aan agrarische bedrijven terwijl ruim
1 miljard, eveneens een respectabel be
drag, bestemd was voor nieuwe leningen
aan het midden- en kleinbedrijf.
De voorspoedige ontwikkeling van de rabo
banken staat evenals die van zoveel bedrij
ven, natuurlijk niet los van de ongekende
groei die wij vooral sinds 1950 in West-
Europa hebben meegemaakt. Gemarkeerd
door kortstondige onderbrekingen was er
gedurende al die jaren sprake van econo
mische groei. Ondanks de oliecrisis nam
ook vorig jaar ons bruto nationaal produkt
nog iets toe, namelijk met 2,5 (in 1973
4,5%; in 1975 wordt een stijging van 2,5%
verwacht).
Met de stijging van het nationale inkomen
is ook het reële inkomen van de consument
gestegen. Dit was in 1970 in ons land per
hoofd van de bevolking tweemaal zo groot
als 20 jaar daarvoor. Ik stip daarbij aan, dat
er ook een verschuiving in de inkomsten
verdeling over de verschillende bevolkings
groepen is te merken. De invloed van belas
tingen en de sociale verzekeringswetten is
hier goed merkbaar. Zo bedroegen in 1974
de uitkeringen ingevolge de sociale ver
zekeringswetten reeds 22 van het natio
nale inkomen.
Gevolg van de reële toeneming van de in
komens en hun betere spreiding is geweest,
dat een veel groter deel dan vroeger van de
consumptieve bestedingen gericht wordt op
artikelen en diensten die de consument niet
direct voor voorziening in eerste levens
behoeften nodig heeft. De consument heeft
thans een veel grotere keuzevrijheid voor
besteding van zijn inkomen, hij is kritischer
geworden en stelt zijn eisen aan de kwali
teit, assortiment, verpakking, service en
niet te vergeten de prijs. De opgekomen
mogelijkheid om consumptief krediet te ver
krijgen, heeft bovendien de consument nog
meer armslag gegeven om zijn verlangens
na te volgen.
Door dit alles is de aanbiedende partij, het
midden- en kleinbedrijf, allengs een groot
deel van haar invloed kwijt geraakt aan de
verbruikers. De concurrentie is veel scher
per geworden, denk aan het verdwijnen van
de verticale prijsbinding voor steeds meer
artikelen.
Natuurlijk lag daarin voor de ondernemers
een stimulans om door nieuwe initiatieven
de economische ontwikkeling bij te blijven
en zo mogelijk daarop vooruit te lopen.
Toch staan we voor het feit, dat de positie
van deze ondernemers zeker niet gemakke
lijk is geworden. De solvabiliteit van de niet-
agrarische bedrijven is vooral in de laatste
jaren geleidelijk achteruit gegaan en vele
bedrijven verkeren thans door hun zwakke
vermogensstructuur in een kwetsbare po
sitie. De inflatie van de laatste jaren stimu
leerde er toe om allerlei investeringen niet
uit te stellen en aan het nadeel van een ge
ringer eigen vermogen werd in het vooruit
zicht van een voortgaande inflatie niet zo
zwaar getild. Toch bestaat thans helaas de
vrees, dat vele ondernemers, die zich voor
hun bedrijf grote offers hebben getroost,
zich niet kunnen handhaven. In tal van ge
vallen staat het eigen vermogen in geen
enkel redelijke verhouding meer tot het
vreemd vermogen. Ook in de onlangs ver
schenen werkgelegenheidsnota van de re
gering wordt hierop bijzonder de aandacht
gevestigd: „de financieringsverhoudingen
zijn in steeds meer gevallen kritische gren
zen gaan benaderen". De huidige moeilijk
heden, werktijdverkorting, ontslag perso
neel, dreigende sluiting, waarvan ieder
heeft kunnen lezen, zijn dan ook een ver
ontrustend symptoom van een zorgbarende
situatie.
De minister van Economische Zaken heeft
thans, ten einde een verdere afbrokkeling
van de werkgelegenheid te voorkomen, be
leidsmaatregelen toegezegd. Voor een ver
sterking van de financiële structuur van
bedrijven is volgens de minister be
halve een beheersing van de kostenontwik
keling een redelijk prijs- en fiscaalbeleid
noodzakelijk. Daarnaast zal ook de krediet
verlening onder garantie van de overheid
een grotere rol moeten spelen. Op dit ter
rein kunnen nieuwe maatregelen worden
verwacht. In de werkgelegenheidsnota
wordt erop gewezen dat van de zijde van
het Ministerie van Economische Zaken ac
tieve publiciteit zal worden gegeven aan de
instrumenten welke het ministerie hanteert
met betrekking tot de kredietverlening ten
behoeve van het midden- en kleinbedrijf.
Daaraan wordt toegevoegd, dat deze actie-