1 37 moeder en dochter en de boer of zijn zoon dan? en dan nog die dienstboden en arbeiders! Met verdriet constateert schrijver dat de vrouw van een boer waarlijk soms een hondeleven lijdt. De hele dag dóór, zwoe gen en slaven van de zeer vroege ochtend tot de zeer late avond aan tientallen van taken met als enige „attentie" dikwijls grofheden, snauwen, slaag en gekijf. Nu is het, volgens de schrijver, ook wel waar dat de boeren in het algemeen lichamelijk en geestelijk een eenvoudig, grof en min der beschaafd slag van mensen zijn, afke rig van fijne manieren en van tedere zach te behandeling (het is 75 jaar geleden, le zers!) maar sommige boerinnen laten ook alles verslonsen en vervuilen; zaken, voed sel, kinderen, dieren en huis. Dan valt het zeker niet mee om daarbij en bovendien nog verschrikkelijk afgesloofd zijnde, hof felijk tegen elkaar te blijven. Maar hóe het gezin ook is, gaat Van den Eisen verder, men moet de vuile was niet buiten hangen want een groot gevaar voor de huiselijke vrede is de „openbaar heid". Wanneer iets „op de straat is ge bracht" en in verbolgenheid luidkeels is uitgegild, geschreeuwd of gevloekt, krijgt men dat met tien paarden niet meer bin nen de eigen muren terug. „Hevige twisten, zelfs handtastelijkheden, zullen den band des huwelijks niet versto ren, zoolang alles binnenshuis besloten blijft, maar wee als de zaak publiek wordt." Een boerin is inderdaad wel eens een be klagenswaardig wezen, vooral als armoede het huis in bezit neemt en troost wordt ge zocht - door de boer dan meestal - bij sterke drank. Boerendochters zouden, om die ellende te ontwijken, in een klooster kunnen gaan alhoewel het kloosterleven „een martelaar schap" is óf ze zouden kunnen gaan trou wen met een ambachtsman, winkelier of zelfs maar met een ambtenaar. Maar dat is ook niet alles en welke van deze twee kwaden is nu het ergste voor een boeren dochter? „ledereen volge maar zijne roeping en de genade Gods zal hem helpen", meent de schrijver. Van den Eisen die uiteraard ook alles afweet van bescherming der kuisheid en opvoeding van de kinderen laat niet na - heel terecht overigens - te gen drankzucht, die bron van mateloze Noordbrabantse ossewagen. ellende, armoede en degeneratie, te ful mineren. Is een boer echter godsdienstig dan zal hij vanzelf fatsoenlijk leven. Heel karakteristiek is het dat Van den Ei sen de gebieden waarop kennis van nut kan zijn scherp afbakent. Schoolse ont wikkeling lijkt hem beslist niet aanbeve lenswaardig voor een boer. Praktische kennis van de veelheid der dagelijkse werkzaamheden heeft zijn voorkeur in hoge mate. En zo gaat zijn betoog uitvoerig en toch wel een beetje zelfgenoegzaam ettelijke honderden pagina's en paragrafen verder. Zijn waardering voor een goede moeder en huisvrouw doet weldadig aan, maar moe der krijgt er wel de schuld van als haar dochter niet de hele dag door wil werken en mooie kleren en visites waardeert bo ven de koestal. „Een meisje dat ter kostschool is gegaan welke haar niet paste komt terug met het kopje op hol, de handjes verfijnd en met beentjes die meer staan op springen dan tot hard werken", voorspelt hij. En als „de juffrouw" dan nog omgang zoekt met „da mes van hoogeren stand", wie is dan de lijdende partij? Natuurlijk is dat die onver standige moeder die alle grof werk zelf moet blijven doen. Zo'n man moet in de eerste plaats een harde werker zijn. Wel moet hij alles af weten van granen, planten, zaden, grond en grondbewerking, bemesting, ploegen, spitten, eggen, wieden, plukken, rooien en oogsten, maaien, dorsen en schoonmaken, veeverzorging, stalling, behandeling van melk en boter, vlas-, bijen- en hoenderteelt, hij moet koopman zijn en een eenvoudige boekhouding kunnen voeren, maar dat is dan ook alles, zo ongeveer. Schoolgeleerd heid staat daarbij verre in de schaduw en daarom is invoering van een langere schooltijd in sociaal opzicht een van de grootste dwalingen en dwaasheden van de nieuwe tijd volgens de auteur. „Het latijn wil maar niet de grond in" zei een boer, die van de schrijver volop gelijk kreeg. Geleerdheid brengt een mens maar tot hoovaardij en waanzin, wanneer zij niet gepaard gaat met zelfbeheersing! Een boer moet bij zijn stiel blijven want er is al een „overvloed van geleerde koppen en er loopen duizenden klerken en pen- nelikkers die nooit een vaste betrekking kunnen krijgen", schrijft Van den Eisen. Voor zoons van grote en welgestelde boeren is het bezoek van een kostschool een groot voordeel. Zoekt men in een boe- renorganisatie een baantje dan is voor zoons van kleinere boeren een beetje on derwijs wel aan te bevelen. De anderen hebben beslist geen kostschool nodig. Boerendochters en -zoons moeten niet de buurt aflopen en hun tijd verdoen met kletsen, roddelen, kakelen en kwaadspre ken. Ze zijn ter wereld om te werken. De boer en zijn zoons op hun vakgebied, de boerin en haar dochters als kok, naaister, kleermaakster, kinderverzorgster, stalmeid, tuiniere, koopvrouw, ziekenzuster, leer meesteres en alle huiselijke karweitjes die daar nog bij komen. In die ver achter ons liggende jaren, was er ook nog het moeilijke mannelijke en vrouwelijke „dienstboden"vraagstuk. Dienstboden zijn thans bijzonder. Onder verschillende benamingen zijn ze soms nog wel eens ergens te vinden. In de tijd van Van den Eisen was dat anders, maar dat bracht weer zijn eigen moeilijkheden met zich. Dienstboden zijn - behalve als men een zeer bijzondere boffer is bij het huren daarvan - goeddeels ontrouw, on kundig, hebben geen gevoel voor gezag, willen steeds hoger loon, veel geld en weinig arbeid, hebben nukken, wanen zich onafhankelijk en dat alles tengevolge van de voortwoekering van liberale beginse len, de vloek voor de christelijke maat schappij, meent hij. Met deze scherpe be oordeling konden de dienstboden het wel doen en dat terwijl er zovele voordelen aan hun stand zijn verbonden! Ten plattelande zijn zij toch immers de deelgenooten van het huiselijk geluk (voor zover dat aanwezig was) en kunnen daar in, evenals zonen en dochters als gezins leden mee delen? Het is dan ook dom van een knecht om te

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 39