geld- en kapitaalmarkt 35 drs. b. j. kruimel en mevr. mr. h. besangon geldmarkt obligatiemarkt De maand februari werd gekenmerkt door een verder gaande - zij het vertraagde - internationale rentedaling. Zo bleef de prime rate in de Verenigde Staten naar bene den gaan en werd deze door enkele grote banken aan het eind van de maand op 8'A% gesteld. De rentedaling in de Verenigde Staten miste haar uitwerking op de dollarkoers niet. Deze noteerde aan het eind van de maand noq slechts 2,34. In Duitsland werd op grond van vooral conjuncturele mo tieven op 7 februari het disconto met een half punt ver laagd tot 5,5%. Evenals bij de voorgaande daling werd deze niet door De Nederlandsche Bank gevolgd. Er mag worden aangenomen dat onze Centrale Bank, ondanks de dalende rente in het buitenland en de sterke positie van de gulden in het valutaslangarrangement, een dergelijke stap (vooralsnog?) op grond van binnenlandse overwe gingen niet heeft willen nemen. Terwijl de geldmarkt in de maand februari sterk werd be- invloed door aanzienlijke belastingbetalingen (vooral BTW) heeft dit toch niet in grote renteverschillen geresul teerd. Zo lag het maandgemiddelde van de rente op 3-maands interbancaire deposito's zowel in januari als in februari rond de 8%. Belangrijkste oorzaak van deze geringe renteveranderin gen op de geldmarkt was wederom het beleid zoals dat door De Nederlandsche Bank werd gevoerd. Zo sloot zij op gezette tijden nieuwe $-swap-affaires af ten einde de markt te verruimen. Op 4 maart betrof deze steun reeds circa 1.100 miljoen. Voor de komende maand lijkt een onveranderd hoog saldo van het Rijk te verwachten, terwijl verondersteld mag wor den dat De Nederlandsche Bank haar politiek om de markt op passende momenten tegemoet te komen zal voortzet ten. De eerste week van februari stond in het teken van de 9 Staatslening. De leningvoorwaarden waren, gezien het feit dat het effectief rendement van het merendeel der langlopende staatsleningen beneden de 9% lag, vrij ruim zodat een groot succes voor de lening verzekerd leek. Vlak voor de inschrijving werd geschat dat een bedrag van ƒ400 miljoen uit de markt genomen zou worden. De be langstelling voor de lening heeft echter alle verwachtingen overtroffen. Uiteindelijk werd voor een bedrag van 200 miljard ingeschreven, een bedrag dat groter is dan het nationaal inkomen. De verlaging van het Duitse disconto, gecombineerd met de ruime voorwaarden, heeft velen er kennelijk toe gebracht sterk te majoreren. Men gist dat de reële belangstelling 500 a 700 miljoen bedroeg. De toewijzing was 50 voor bedragen tot 1 miljoen en 0,332 voor bedragen daarboven tot een maximum van ƒ10 miljard per inschrijving. Het uiteindelijke bedrag dat op deze manier uit de markt werd genomen kwam op 700 miljoen. De belangstelling vanuit het buitenland voor deze lening was zeer gering. De oorzaak hiervan was voornamelijk de lange looptijd. Na het succes van de staatslening kwam de Nederlandse Gasunie met een 8%% 10-jarige lening van 100 miljoen. Aanvankelijk leek het erop dat de voorwaarden voor deze lening aan de scherpe kant waren aangezien de koersen van de obligaties afbrokkelden toen de Duitse disconto verlaging in Nederland niet gevolgd werd. Tevens werd in een televisie-interview met de president van De Neder landsche Bank de aandacht nog eens gevestigd op de inflatie waardoor het besef ontstond dat de rentedaling niet eeuwig kon doorgaan. De uitgiftekoers van de lening werd dan ook beneden pari vastgesteld en wel op 99,25%. Het effectief rendement kwam hierdoor op 8,88%. Toen echter bekend werd dat de olielanden een deel van hun betalingen wel eens in andere valuta's zouden willen heb ben dan in dollars en met name Venezuela bekend maakte dat zij een deel van haar oliedollars in Duitse marken en Nederlandse guldens omzette, keerde de buitenlandse be langstelling voor onze kortlopende guldenswaarden weer terug. De Nederlandse Gasunie heeft daar kennelijk van kunnen profiteren want de inschrijving op haar lening, zowel van binnen- als van buitenland, bleek zodanig te zijn dat een grote reductie moest worden toegepast. Kort na de Nederlandse Gasunie kwam de BNG voor de tweede keer dit jaar met een uitgifte en wel een 25-jarige 8%%-lening groot 100 miljoen, met een uitloop tot 150 miljoen. De uitgiftekoers werd vastgesteld op 99 waar door het effectief rendement uitkomt op 8,89 Aangezien het effectief rendement op de laatste staatslening bij een koers van 100,10 8,99 is, zijn de voorwaarden voor de ze lening vrij scherp. Wanneer men voorts de lange looptijd in aanmerking neemt, waardoor buitenlandse belangstel ling evenredig vermindert, is het de vraag of de lening een groot succes kan worden. Op basis hiervan lijkt een be perking van het leningbedrag tot ƒ125 miljoen voor de hand te liggen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 37