32
in natura bewaren en
teruggeven
contractuele regeling
vertoont leemten
commissie voor bestudering
ander (wettelijk) systeem
tussenoplossing, die nog
te wensen overlaat
naar een giraal effectenverkeer
gers van hun cliënten optreden, „lichten"
de stukken uit de depots van de verkopers
en „deponeren" ze in de depots van de ko
pers.
Deze werkzaamheden zijn niet alleen erg
arbeidsintensief, maar vergen ook ge
schoolde arbeidskrachten en gaan dus ge
paard met hoge loonkosten.
Daarnaast doet zich het probleem van de
bewaargeving voor. In het Burgerlijk Wet
boek staat bewaargeving omschreven als
het aannemen van enig goed van een ander
onder voorwaarde dat goed te bewaren en
in natura terug te geven.
Daarbij is vooral de voorwaarde van belang,
dat het te bewaren goed „in natura" moet
worden teruggegeven. Hiervoor is nood
zakelijk, dat uit de door de bewaarneme
gevoerde administratie kan worden opge
maakt welk bepaald effect door welke be
paalde cliënt in bewaring is gegeven.
De bewaargever heeft bij het einde van de
bewaargevingsovereenkomst namelijk en
kel recht op teruggave van het stuk, dat
hij voordien in bewaring had gegeven.
Deze individualisering van de effecten ge-
geschiedt door vastlegging in de admini
stratie van de nummers van de effecten, de
zogenaamde nummeradministratie.
Om aan de uit het voeren van deze num
meradministratie voortvloeiende werkzaam
heden te ontkomen is in het verleden
tussen sommige banken en hun cliënten
wel eens contractueel een andere regeling
getroffen.
Daarbij werd dan overeengekomen, dat de
cliënt de eigendom van het effect aan de
bank overdraagt, waartegenover de cliënt
een vordering kreeg op de bank tot uitleve
ring van een soortgelijk effect.
In dit systeem is het voeren van nummer
administratie dan ook niet meer nodig. Om
aan te geven tot welke gevolgen dit kan lei
den behoeft slechts de deconfiture van de
bank Teixera de Mattos in herinnering te
worden geroepen. Tot de boedel van deze
in staat van faillissement verkerende bank,
die niet het systeem van nummeradminis
tratie bezigde, behoorden onder andere vier
certificaten, die door twee cliënten (de ene
één stuk en de andere drie stukken) aan
haar in bewaring waren gegeven. De rechts
vordering van deze cliënten kon niet wor
den toegewezen, omdat niet gebleken was
dat de aanwezige stukken identiek waren
aan de oorspronkelijke en omdat ook niet
van mede-eigendom van de stukken ge
sproken kon worden.
Zonder vanzelfsprekend aan haar geloof in
eigen soliditeit iets af te doen, heeft de
Rabobankorganisatie haar cliënten toch
nooit aan dit slechts denkbeeldige gevaar
willen blootstellen en daarom altijd het
systeem van nummeradministratie gehand
haafd.
Anderzijds kan niet worden ontkend, dat
ook de Rabobankorganisatie wel degelijk is
geconfronteerd met de vele werkzaamhe
den, welke voortvloeien uit de verplichting
tot feitelijke levering bij aan- en verkoop
van effecten en tot het voeren van een
nummeradministratie.
Ook van andere zijde werd reeds geruime
tijd onderkend, dat deze vele werkzaamhe
den in een bedrijfstak, die bijzonder gekwa
lificeerd personeel vraagt, vooral in tijden
van sterk stijgende kosten een rem op de
ontwikkeling zouden kunnen zijn.
Zo heeft in het bijzonder de Vereniging
voor de Effectenhandel reeds in 1969 aan
de Minister van Justitie verzocht te komen
tot een wettelijke regeling, waardoor:
a. bij de afschaffing van de nummerverant
woording het eigendomsrecht van effecten
bezitters wordt verzekerd in de vorm van
een mede-eigendom in een collectief depot
en
b. de materiële levering van effecten door
een stelsel van giraal effectenverkeer wordt
vervangen.
Dit verzoek van de Vereniging voor de
Effectenhandel heeft ertoe geleid, dat de
Minister van Justitie op 19 januari 1970 is
overgegaan tot het instellen van de Com
missie Giraal Effectenverkeer. Deze com
missie, die onder voorzitterschap werd ge
steld van mr. H. E. Ras, wordt in de litera
tuur ook wel aangeduid als de commissie-
Ras.
Haar taak werd als volgt omschreven
a. de bestudering van de wenselijkheid van
een wettelijke voorziening voor het geval
van vervanging van de materiële levering
van effecten door een ander stelsel van ef
fectenverkeer, meer in het bijzonder met
het oog op de belangen van de effectenbe
zitters;
b. ingeval dat van deze wenselijkheid blijkt
de voorbereiding van deze wettelijke voor
ziening.
Nadat de commissie een begin had ge
maakt met de uitvoering van de haar opge
dragen taak is een aantal commerciële
banken, wegens de aan het nummeradmini
stratiesysteem verbonden financiële na
delen al in 1971 overgestapt op het systeem
van Vereenvoudigde Administratie en Be
waring van Effecten (VABEF).
De banken, die gebruik maken van dit
systeem, zijn ieder voor zich overgegaan tot
de oprichting van een rechtspersoonlijkheid
bezittend effectenbewaarbedrijf, dat de ef
fecten van de cliënten bewaart zonder ge
bruik te maken van nummeradministratie.
Teneinde de cliënten van het effecten
bewaarbedrijf, die ook bij dit systeem door
het in bewaring geven zelf de juridische
eigendom kwijtraken, toch bescherming te
bieden, werd statutair bepaald, dat het
effectenbewaarbedrijf geen commercieel
risicodragend bedrijf mag uitoefenen en dat
de bank, die het effectenbewaarbedrijf
heeft opgericht, zich volledig garant stelt
voor de nakoming van de door dit bedrijf
aangegane verplichtingen.
Terwijl het effectenbewaarbedrijf juridisch
eigenaar wordt van de effecten heeft de
cliënt op het bewaarbedrijf een vordering
tot afgifte van effecten van dezelfde soort
als voor hem in bewaring werden genomen.
De cliënt wordt economisch en fiscaal wel
beschouwd eigenaar te zijn.
De instellingen, die gebruik maken van
deze VABEF-regeling hebben bij de invoe
ring uitdrukkelijk gesteld, dat het daarbij
behorende systeem als een tussenoplos
sing moet worden gezien, die benut wordt
totdat de wettelijke regeling in werking is
getreden.
Aan de VABEF-regeling zijn echter nadelen
verbonden. Zij heft de noodzakelijkheid van
de materiële levering niet op. Tengevolge
van het verlies van de eigendom biedt zij
theoretisch voor de cliënt in juridisch op
zicht geen 100% zekerheid. Bovendien
wordt zij slechts door een gedeelte van de
bij het effectenbedrijf betrokken instel
lingen toegepast. Vanuit het oogpunt van
internationaal effectenverkeer biedt zij
voorts onvoldoende overeenkomst met de
regelingen in andere landen.
In het bovenstaande werden de huidige
wettelijke regeling en de door een aantal
banken als tussenoplossing gebezigde
VABEF-regeling besproken.
In het volgende nummer van het maandblad
zal nader worden ingegaan op het door de
commissie-Ras gedane concrete voorstel
om te komen tot een wettelijke regeling van
giraal effectenverkeer zonder nummer
administratie en de daarmee samenhangen
de bescherming van de belangen van effec
tenbezitters.