de bank
voor internationale
betalingen
24
dr. m. v. d. adel
wettelijke status en
organisatie van de bank
de activiteiten van de bank
De naam van de Bank voor Interna
tionale Betalingen te Bazel komen
we af en toe tegen op de financiële
pagina's in onze kranten. Daardoor
zal het ook in ruimere kring bekend
zijn, dat dr. J. Zijlstra de voorzitter
van de Raad van Bestuur van deze
bank is.
De schrijver van dit artikel, die begin
dit jaar een functie bij de Centrale
Bank aanvaarde, is daarvoor gedu
rende enige jaren verbonden ge
weest aan genoemde bank in Bazel
en is blijkens zijn publikaties sterk
geïnteresseerd in de internationale
monetaire problemen. Dr. Van den
Adel was na zijn studie aan de
Universiteit van Bonn, gedurende
drie jaar lector aan deze universiteit
en promoveerde aldaar in 1973 met
een proefschrift over „Geidentwer-
tung und monetaire Stabilisierungs-
politik".
Onze lezers zal het genoegen doen,
dat de heer Van den Adel zich be
reid verklaard heeft in ons blad een
globale indruk te geven van een aan
tal bekende internationale monetaire
organisaties. Hij begint thans met de
„BIB", maar in de toekomst zullen
ook enkele andere „afkortingen"
aan de beurt komen.
In de discussies over de mogelijkheden tot het bevorderen van de terugvloeiing
van petrodollars naar de industrielanden, werden als potentiële kanalen (die
zelfs als (terug)stroomversnellers zouden kunnen dienen) het Internationale
Monetaire Fonds (IMF), de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) en de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) genoemd.
Hoewel de laatstgenoemde reeds in 1930 werd opgericht en daarmede „ouder"
is dan enig andere internationale monetaire organisatie, is de bekendheids
graad van deze institutie toch relatief laag gebleven.
De oprichting van de bank staat in nauwe
betrekking tot het op de conferentie van
's-Gravenhage (20 januari 1930) besloten
„Youngplan". Dit plan beoogde de herstel
betalingen van het voormalige Duitse rijk
te converteren van een politieke naar een
commerciële schuld. Een internationaal in
stituut zou - volgens dat plan - de betalin
gen in ontvangst nemen en toezicht gaan
uitoefenen op de verdeling van de gelden
over de crediteurlanden. Deze opdracht zou
het beste kunnen worden uitgevoerd door
een bank met zowel een officieel als ook
een commercieel karakter. Na de ratificatie
van verscheidene overeenkomsten kon de
aldus te vormen Bank voor Internationale
Betalingen te Bazel op 17 mei 1930 haar
werkzaamheden opnemen.
De Bank voor Internationale Betalingen is
wettelijk gezien een vennootschap op aan
delen met een goedgekeurd maatschappe
lijk kapitaal van 1,5 miljoen gouden franken,
verdeeld in 600.000 aandelen van elk 2.500
gouden franken, waarvan 481.125 aandelen
1,2 miljard gouden frank op het ogenblik
geplaatst zijn. (De gouden frank is de frank
van de Latijnse muntenunie met een fijn-
goudgehalte van ongeveer 0,3 gram. Ge
waardeerd met de (lange tijd) officiële
goudprijs van 42,2 per ounce fijngoud
komt 1 gouden frank overeen met 0,40;
gebaseerd op de marktprijs van het goud
is de gouden frank nu echter het vier
voudige waard). De aandelen van de bank
zijn op naam. Een overdracht van de
eigendomsrechten geschiedt door een om
schrijving in de boeken van de bank. De
bank kan echter zonder opgave van rede
nen een overdracht verbieden. Ongeveer
80 van het aandelenpakket is tegenwoor
dig in handen van 30 centrale banken,
de rest in particuliere handen. De in vrije
omloop zijnde aandelen worden aan de
beurs in Parijs, Brussel en Zürich geno
teerd.
De belangrijkste aandeelhouders zijn de
centrale banken van 25 Europese landen,
met uitzondering van de staatsbanken van
de USSR en de DDR, dus ook centrale ban
ken van de socialistische landen en de cen
trale banken van de Verenigde Staten,
Canada, Japan, Australië en Zuid-Afrika.
De centrale banken vormen gezamenlijk het
hoogste orgaan van de bank, de algemene
vergadering. Deze komt ééns per jaar (in
juni) in Bazel bijéén, neemt het jaarverslag
in ontvangst, geeft goedkeuring aan de ba
lans en de verlies- en winstrekening en be
paalt de hoogte van het dividend en de
toewijzing naar de reserves. De richtlijnen
voor de politiek van de bank worden gege
ven door de Raad van Bestuur. Deze be
staat uit de gouverneur van de centrale
banken van België, Frankrijk, Duitsland,
Groot-Brittannië, Italië en de Verenigde
Staten (de oprichters) en de gekozen gou
verneurs van de centrale banken van Ne
derland, Zweden en Zwitserland. De raad
kiest uit zijn midden een voorzitter, momen
teel de president van De Nederlandsche
Bank N.V., dr. J. Zijlstra. De voorzitter van
de raad is tevens de president van de
bank.
Samen met de directeur-generaal en zes
directeuren is hij verantwoordelijk voor het
omzetten in de praktijk van de door de raad
vastgelegde politiek.
De activiteiten van de bank kunnen in drie
categorieën worden onderverdeeld:
a. depositozaken
b. krediet-en beleggingszaken
c. overige bankzaken.
ad a. depositozaken
De centrale banken, die een deel van hun