indexering van leningen en spaargelden 20 drs. h. a. de werker meer inhoud aan betrokkenheid personeel wat is indexering? argumenten pro argumenten contra Het aantal beschouwingen over indexering van spaartegoeden, leningen en andere vormen van nominale schuldverhoudingen neemt de laatste tijd sterk toe. Opvallend hierbij is de felle toon waarop de voor- en tegenstanders elkaar bejegenen. Met name kan hierin de uitdrukking worden gezien van het feit dat van een strikte bewijsvoering in deze of gene richting nauwelijks of in het ge heel geen sprake is. Onbegrijpelijk is dit niet wanneer wij bedenken dat met in dexering veelal resultaten worden beoogd die qua belang voor diverse groepe ringen tegengesteld zijn. De keuze die wordt gemaakt, heeft dan ook in hoge mate een politiek karakter. In dit artikel willen wij ons plaatsen buiten een standpuntbepaling. Wij stellen ons uitsluitend ten doel een aantal aspecten op een rijtje te plaatsen. Veel zaken zullen hierbij onbesproken blijven, terwijl dat gene wat wel aan de orde komt slechts zeer beperkt aandacht krijgt. arbeidsvoorwaardenbeleid ting in de toekomst op ons afkomen en ze ker invloed gaan uitoefenen op het beleid bij onze banken en het lijkt voor ons de voorkeur te verdienen wanneer wij in de ge sprekken daarover in CAO-verband actief kunnen participeren. Hoe dit dan gezien de structuur van onze organisatie - en dan bedoelen wij natuurlijk in het bijzonder de autonome positie van onze banken - het beste zou kunnen wor den geregeld is een andere zaak. Een oplossing hiervoor, die rekening houdt met deze eigen structuur, moet naar het ons wil voorkomen zeker kunnen worden gevon den. Wij moeten hierover durven denken. Rest ons nog de tweede vraag te beant woorden, die over de visie van ons eigen personeel. De bestaande situatie is dat een zekere mate van betrokkenheid aanwezig is bij het arbeidsvoorwaardenbeleid door het functioneren van een ondernemingsraad bij de Centrale Bank en bij enkele grote aan gesloten banken. Toch is de taak en de positie van de huidige ondernemingsraad principieel een andere dan die van de werknemersvertegenwoordi ging in CAO-verband en wij mogen aanne men dat de ondernemingsraden dit ook zo zien. Verder functioneert in onze organi satie de door de Centrale Kringvergadering ingestelde Commissie Arbeidsvoorwaarden Directeuren (CAD), waarin naast beheer ders ook directeuren van aangesloten ban ken zitting hebben. Deze commissie brengt aan de Hoofddirec tie en de Raad van Beheer van de Centrale Bank advies uit over de arbeidsvoorwaar den voor directeuren en onderdirecteuren van aangesloten banken, die de Centrale Bank op haar beurt weer in de vorm van geadviseerde richtlijnen aan de besturen toezendt. Daarbij laat de CAD ook een wa kend oog gaan over de arbeidsvoorwaarden van het overige personeel. De vraag is of het personeel niet hierover zelf via de een of andere werknemersvertegenwoordiging inspraak zal gaan wensen. Een eerste symptoon hiervan kan wellicht worden ge zien in de voorgenomen oprichting van een Vereniging van Rabobankpersoneel. In ieder geval mogen wij verwachten dat onze medewerkers zowel bij de Centrale Bank als bij de aangesloten banken in de toekomst een grotere betrokkenheid bij de totstandkoming van het arbeidsvoorwaar denbeleid zullen wensen dan thans het geval is. Bovendien is ook reeds van vak bondszijde te kennen gegeven dat een CAO-relatie met de Rabobankorganisatie op prijs zou worden gesteld. Het is dachten wij goed ons op de in dit artikel beschreven ontwikkelingen nader te bezinnen. Onder indexering verstaan we hier de aan passing van nominale schuldverhoudingen op basis van veranderingen in het prijs niveau ofwel van veranderingen in de geld waarde. De inflatie leidt ertoe dat in geld uitgedruk te schuldverhoudingen worden aangetast. Wanneer iemand 5 jaar geleden 1.000,- uitleende en vandaag de dag dit bedrag terugontvangt, krijgt hij gemeten naar de stijging van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie nog maar ƒ671,- aan koopkracht retour. De daling van de koop kracht zou zijn ondervangen wanneer was bedongen dat terugbetaling zou plaats vinden in een aan de inflatie aangepast be drag. In ons voorbeeld zou dan niet ƒ1.000,- doch ƒ1.491,- dienen te worden terugbe taald. Indexering vindt in ons land reeds op rui mere schaal toepassing waar het lonen, pensioenen, sociale uitkeringen en huren betreft. Waar het gaat om geldleningen dan wel beleggingen in nominale schuldtitels als obligaties en spaartegoeden is van een directe aanpassing aan de inflatie nog geen sprake. Het meest op de voorgrond tredende argu ment voor toepassing van de indexclausu les op schuldtitels is dat de beleggers hier door beter worden beschermd tegen de in flatie. Weliswaar kan in het in samenhang met de inflatie gestegen renteniveau een compen satie worden gezien voor het verlies aan koopkracht over de hoofdsom, doch deze is in het merendeel der gevallen niet volle dig. Bovendien komt hier nog bij dat deze compensatie voor langere beleggingen te gen een vaste rente aan betekenis inboet wanneer de inflatie verder stijgt. Bezitters van obligaties met een rente van bijvoor beeld 5 die ze ooit voor duur geld hebben gekocht, zijn er weinig bij gebaat dat mo menteel de rente op de kapitaalmarkt op een beduidend hoger niveau ligt. Eerder on dervinden zij hiervan nadeel doordat de ver- koopkoers van deze obligaties hierdoor la ger is komen te liggen. Een tweede door de voorstanders van in dexering veelal aangevoerd argument is, dat hiervan een remmende invloed op de inflatie zou kunnen uitgaan. In de huidige verhoudingen is het zo, dat tegenover de nadelen van de inflatie voor bepaalde cate gorieën personen en instellingen, voordelen staan voor andere groepen. Door de be scherming in de inkomens- en vermogens verhoudingen zoveel mogelijk uit te breiden zou een belangrijke drijfveer voor de inflatie komen te vervallen. De tegenstanders van indexering zijn vooral van mening dat hierdoor de inflatie zou worden aangewakkerd. Hierbij spelen twee aspecten een rol. Op de eerste plaats leidt in deze opvatting indexatie respectievelijk de uitbreiding hiervan tot nominale vermo genscomponenten, tot verdere kostenstij gingen en daarmee ook tot verdere prijsstij gingen. Daarnaast zou het besef dat niemand in het bijzonder door de inflatie getroffen zou wor den, kunnen leiden tot een verslapping van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 22