19 wat wordt nu zoal in cao's geregeld? mr. f. h. brust zonder cao kan het ook, maar er komen toch vragen op eigen vrijheid in feite beperkt trie, plegen daarbij nogal eens als koplo pers op te treden. Naarmate andere CAO's volgen en de des betreffende vernieuwingen meer en meer als algemeen worden aanvaard, worden de nieuwe regelingen niet zelden vastgelegd in een voor alle werknemers geldende wet telijke regeling. De wetgeving op het gebied van de kinderbijslag, de vakantie en het ont slagrecht zijn hiervan voorbeelden. Op deze wijze heeft de CAO tevens een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van het arbeidsrecht. Allereerst in hoofdzaak voorzieningen in de primaire sfeer, zoals basisloonregelingen, algemene verhogingen (loonronden), syste men van prijsindexering, functiegroep indelingen, overwerk- en ploegendienst- regelingen. Verder secundaire regelingen, waarbij wij denken aan arbeidsduur, va kantiedagen, extra-verlofdagen en winst- delings- of spaarregelingen. Er is evenwel een duidelijke tendens aan wezig om in de CAO's ook regelingen te gaan opnemen met betrekking tot andere - meer immateriële - onderwerpen, zoals bedrijvenwerk, ruimere bevoegdheden van de ondernemingsraad, werkoverleg, werk- structurering, opleidingen, sociaal jaar verslag, positie van de oudere werknemers e.d. Nog belangrijker is dat van vakbondszijde duidelijk gestreefd wordt naar een uitbrei ding van de werkingssfeer van de CAO tot alle categorieën van werknemers waar onder hoger personeel en part-time wer kenden, waardoor - zoals men het zelf for muleert - de mogelijkheid om tot een algeheel inkomensbeleid te komen wordt vergroot en tevens de rechtszekerheid voor deze groepen kan toenemen. Wanneer wij ons bovendien realiseren dat meer dan 80 van de totale Nederlandse onzelfstandige beroepsbevolking, dus van de werknemers, valt onder de werking van de een of andere collectieve loonregeling, dan kan gesteld worden dat: a. het instituut van de CAO in wezen de spil is waarom de totstandkoming van het arbeidsvoorwaardenbeleid in ons land draait; b. vrijwel alle ondernemingen - en zeker de grotere - in één of andere CAO zijn inge past; c. in de toekomst naar verwachting steeds meer onderdelen van het sociale beleid in de CAO's zullen worden geregeld. In onze organisatie gaat het bij de totstand koming van het arbeidsvoorwaardenbeleid voor onze circa 20.000 medewerkers geheel anders toe. Van een CAO, en dus van af spraken voortvloeiende uit onderhande lingen tussen werkgevers en werknemers, is geen sprake. De Centrale Bank voert voor haar eigen personeel een eigen zelf standig sociaal beleid, terwijl de besturen van de aangesloten banken geregeld ad viezen van de Centrale Bank ontvangen over de toe te passen salarisschalen, se cundaire arbeidsvoorwaarden en pensioen regelingen. Gezien de autonome positie van onze aangesloten banken, zijn de be sturen echter formeel vrij in de toepassing en interpretatie van deze adviezen. Wij moeten ons er echter van bewust zijn dat dit voor onze Nederlandse verhoudingen bepaald moet worden gezien als een op merkelijke uitzonderingspositie. Vrijwel zeker is onze Rabobankorganisatie een van de weinige, zo niet het enige bedrijf van die omvang in ons land, waar de arbeids voorwaarden voor het personeel nog niet via een CAO tot stand komen en dus in feite éénzijdig door de werkgever worden vastgesteld, zij het dat, zoals verder in dit artikel zal worden toegelicht, wel enkele overlegstructuren aanwezig zijn. Wordt hiermede iets ten nadele gezegd van de kwaliteit van ons arbeidsvoorwaarden pakket? Zeer beslist niet! Integendeel, het totale arbeidsvoorwaar denpakket van zowel het personeel van de Centrale Bank als van dat van de aange sloten banken mag zeer goed worden ge noemd. Dit geldt niet alleen bij toetsing aan het algemene beeld in Nederland, doch evenzeer bij vergelijking met de arbeids voorwaarden bij de andere bankinstellin gen. Zonder enig voorbehoud kan worden ge steld dat de besturen van onze aangeslo ten banken hun verantwoordelijkheid tegen over hun personeel beseffen en er naar streven aan de medewerkers goede maar ook zakelijk verantwoorde voorzieningen te bieden. Dit moge ook blijken uit het feit dat de overgrote meerderheid van de aangesloten banken de adviezen van de Centrale Bank ten aanzien van het personeelsbeleid vrij wel integraal opvolgt. Dat nog hier en daar afwijkingen ten aanzien van met name be paalde secundaire arbeidsvoorwaarden be staan, doet aan dit algemene positieve beeld niet wezenlijk af. In feite gaat het hierom in eerste instantie ook niet. Veeleer gaat het om twee andere aspecten, na melijk ten eerste de vraag of de vrijheid die wij bij de vaststelling van onze arbeids voorwaarden genieten de facto wel een reële vrijheid is en of onze organisatie met die vrijheid op den duur het meest gebaat zal zijn en ten tweede de vraag hoe onze eigen medewerkers de bestaande situatie beoordelen. Op beide vragen zal hieronder nader wor den ingegaan. Wat betreft de eerste vraag willen wij stel len dat onze eigen vrijheid maar zeer be perkt is. Zeker wanneer wij denken aan de wettelijke maatregelen als het minimum loon, de wettelijke vakantie en de partiële leerplicht, maar evenzeer in relatie tot de CAO-sfeer, waarbij wij in het bijzonder denken aan de CAO-bankbedrijf. Daarvan worden algemene loonronden overgeno men en wordt de systematiek van de prijs indexering nagevolgd, terwijl wijzigingen in de secundaire sfeer veelal aanleiding zijn om in de eigen secundaire arbeidsvoor waarden overeenkomstige verbeteringen door te voeren. En zeker niet in de laatste plaats wordt periodiek gecontroleerd of het salarisniveau van de CAO-bankbedrijf en dat van onze organisatie nog wel verant woord op elkaar is afgestemd. Het spreekt welhaast vanzelf dat als landelijk aan het personeel in het bankwezen bepaalde ver beteringen worden toegekend, aan het personeel van de Rabobanken een soort gelijke verbetering moet worden gegeven, zeker wanneer het hoofdzaken in het ar beidsvoorwaardenbeleid betreft. In de concurrentie op de arbeidsmarkt zijn dit trouwens onontkoombare zaken. Onze vrijheid van handelen zal ongetwijfeld nog verder worden ingeperkt. Wanneer we zien dat de nieuwe CAO voor het bankbedrijf voortaan ook geldt voor het hogere personeel en dat thans in deze CAO voor het eerst een regeling is opgenomen volgens welke de oudere werknemers van af 62 jaar enkele uren per week minder be hoeven te werken, dan is het een illusie te menen dat wij daarvan de gevolgen voor onze eigen regelingen niet zullen onder vinden. Wij zullen meer en meer worden gedwongen om zo niet volledig dan toch in belangrijke mate datgene in het arbeidsvoorwaarden pakket voor ons personeel op te nemen wat in CAO's van vergelijkbare bedrijfstakken wordt geregeld. En als onze vrijheid dan toch al betrekkelijk is geworden, komt de vraag op of wij niet beter doen door dit niet passief op ons te laten afkomen maar als partner in CAO- verband mede aan tafel te zitten en mede invloed uit te oefenen op de regelingen die in het overleg met de vakbonden aan de orde zijn. Belangrijke sociale problemen, zoals inko mensbeleid, winstverdeling en medezeg genschapsstructuren zullen naar verwach-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 21