12
drie nota's
beperkingen voor het landbouwbedrijf
Het is duidelijk dat in de gebieden welke de parken zullen
vormen, de landbouw niet ongestoord zal mogen worden
beoefend. Naar schatting zal dit om een 10% van het lan
delijk gebied gaan. De landbouw zal zich daar beperkingen
moeten opleggen teneinde de natuur en het landschap
geen geweld aan te doen. Dit is het onderwerp van de der
de nota, de zogenaamde relatienota, waar dit onderwerp
overigens in het algemeen, dus los van de parken, wordt
behandeld.
prijzen en heroverwegen
beleid voor het niet-stedelijk gebied, voordat de Land
inrichtingswet door de Staten-Generaal is vastgesteld. Het
wachten is nog op een nota van de regering over dit onder
werp die reeds voor eind 1974 in het vooruitzicht werd ge
steld.
Staatssecretaris Meyer heeft, te zamen met minister Van
der Stee, in zijn drie nota's een belangrijke eerste bijdrage
geleverd in de discussie over het gebruik van het platte
land. In de beschouwingen over de landschapsparken, de
nationale parken (let op de fijne nuance) en over de plaats
van de landbouw in milieu en landschap (de z.g. relatie
nota) wordt de richting van het beleid vastgelegd.
In de eerste plaats zal het aantal nationale parken worden
uitgebreid. Er bestaan daar reeds drie van: de Hoge
Veluwe, de Veluwzoom en de Kennemerduinen. Het zijn
gebieden van natuurwetenschappelijke waarde van min
stens 1.000 ha, welke voor het grootste deel in bezit zullen
zijn van de overheid of instellingen voor natuurbeheer.
Een nieuw begrip is het landschapspark, dat ten minste
10.000 ha moet omvatten. Hiervoor worden gebieden geko
zen die reeds nu een belangrijke cultuurhistorische of
landschappelijke waarde vertegenwoordigen en waar spe
ciaal de ontspanningzoekende veel van zijn gading zal vin
den. Daarvoor worden vijf proefgebieden aangewezen.
Van grote betekenis zijn hier de economische consequen
ties van allerlei beperkingen die de boer zich bij de be
drijfsvoering moet getroosten. Toen de zogenaamde berg-
boerenregeling van de E.G. werd ontworpen, werd dit door
sommigen als een voorloper voor een algemene regeling
gezien van vergoedingen voor dergelijke gebruiksbeper
kingen. Deze regeling is tegelijk met de E.G.-prijsbesluiten
nu in werking getreden maar beperkt zich tot een 100.000
ha waar de natuurlijke omstandigheden de uitoefening van
de landbouw bemoeilijken. Wij waren in Nederland tot voor
een tiental jaren niet gewend voor natuurlijke omstandig
heden direct uit de weg te gaan; de ruilverkavelingen wa
ren daarvoor een middel. De eerste toepassing van de
bergboerenregeling is nu in gebieden waar ruilverkave
lingen worden uitgevoerd maar waar enkele stukken niet
veranderd worden omdat het te duur zou zijn of omdat het
landschap te zeer wordt aangetast.
In de relatienota worden naast deze E.G.-regeling nog en
kele andere vergoedingsregelingen genoemd voor het ge
val de landbouw actief of passief aan het behoud of de
verbetering van het landschap moet medewerken. Hier
mede is een nieuw hoofdstuk geopend. In de naaste toe
komst zal er niet alleen over de prijzen worden onderhan
deld maar ook over de jaarlijkse vergoedingen voor een
beter aangezicht van 70 van het Nederlandse landschap
dat door boeren en tuinders wordt beheerd.
In het geheimzinnige getijdenboek van het kinderspel was
weer een bladzijde omgeslagen. Uit donkere zolderhoeken
en schuren kwamen ineens de plastic elektriciteitsbuizen
te voorschijn en alom werden tijdschriften tot handzame
stukjes papier gescheurd. Klaar om tot blaaspijl te worden
gerold met een stevige natgekauwde punt.
Overal slaan de blaaspijpers onverbiddelijk toe door open
ramen en deuren en de straten liggen vol met de sporen
van hun gevechten. Ze sluipen rond het bankgebouw, krui
pen langs de heggen en schuilen achter de bomen.
Schreeuwend en joelend verdwijnen ze dan in de bruine
schemering van de winternamiddag op weg naar nieuwe
avonturen. Twee bleven achter en kwamen wat aarzelend
binnen, allebei wat vreemd verfrommeld, maar kennelijk
nieuw papiergeld in hun groezelige handjes. Of we wilden
wisselen voor kwartjes, vroegen ze. Want een kwartje is
tegenwoordig, wat vroeger de snoepcent was voor ons.
En ze vertelden op verzoek gretig en struikelend over
eigen woorden het verhaal. Het huisje van de oude Meer-
tens beslopen, die altijd een gewillige prooi is voor het
wrede spel van kinderen, die lijden noch medelijden ken
nen. Ze schoten pijlen naar binnen en lagen rillend van
opwinding te wachten op het zekere moment dat-ie op
een sukkeldraf tierend naar buiten zou komen. Zwaaiend
met de stok, waarmee hij ze net niet kon bereiken.
Dit keer kwam de ongelukkige en eenzame mens niet naar
buiten en vanuit de donkerte van het huis werd terugge
schoten met papieren pijlen. Even werd de spanning nog
groter, om dan langzaam om te slaan in een vreemd gevoel
van onbehagen. Dat hoorde immers niet bij het spel; er
moest gescholden worden en met de stok gezwaaid. Ze
waren eerder dan anders afgedropen, maar enkelen had
den wat van die pijlen opgeraapt, want munitie is munitie.
Ze waren gerold van mooie, nieuwe bankbiljetten, stevige
pijlen met een goeie, natte punt, die je lekker ver zou
kunnen schieten. Toch begreep ons tweetal dat er iets
raadselachtigs was met die pijlen
Ach de rest van het drama. Je belt de dokter en de oudste
zoon, die later met een verbeten kop in moestuin en boom
gaard naar het geld van de oude liep te zoeken. Laat in de
avond ging de oude man mee en maanden lang bleef het
huis gesloten. Toch kwam hij weer terug Hij wilde weer
op zichzelf wonen en de jongens hadden gezegd, vooruit
maar, zo'n inwoning was toch maar lastig voor de vrouw.
Ik ben er niet helemaal gerust op, want hij is eenzamer
dan ooit tevoren. Zijn geld neemt-ie tegenwoordig veel op
in guldens en rijksdaalders. Zo gemakkelijk, dan hoef
de je niet te wisselen, beweerde hij op mijn vraag.
Maar lag er niet iets van wanhoop in die diepe ogen van
dat stroeve gezicht? De tijd zal het leren, maar soms ben ik
bang voor het najaar straks. Dan hebben de kinderen
de wapens, die aan het seizoen eigen zijn en met eikels
en kastanjes zullen ze hun sluipoorlogen uitvechten met
elkaar en met de wereld om hen heen. Als de oude man
weer klaar staat om zich tegen die wilde schare te ver
dedigen, zal het dan niet zijn met handen vol zilver?
Cas Sier