daarbij aandacht voor continuïteit van de bedrijven In zijn uiterste consequentie betekent het kasstelsel dat de winst het saldo is van het totaal van de uitgaven en de ontvangsten van een bedrijf. Evenals voor de loontrekkenden het geval is zou in dit systeem van winstberekening ook de zelfstandige ondernemer pas dan belasting moeten betalen op het moment waarop de winst in contanten is gereali seerd en hij de middelen ter beschikking heeft gekregen. De overgang van de winstberekening van het transactiestelsel naar het kasstelsel be tekent in zekere mate een verschuiving van het belasten van winsten naar de toekomst. In een tijd van geldontwaarding kan het hierdoor ontstane belastinguitstel aanzien lijk zijn indien men rekening houdt met het feit dat het bedrag geïnvesteerd in voor raden en vorderingen als gevolg van de in flatie jaarlijks toeneemt. Het kapitaal dat op deze wijze in een bedrijf wordt gebonden wordt dan ook jaarlijks groter en de zelfstandige ondernemer heeft steeds grotere bedragen nodig voor zijn bedrijfsuitoefening. Aan de financiering van het bedrijf worden als gevolg hiervan steeds zwaardere eisen gesteld. Wanneer nu bovendien de groei van de vastgelegde middelen bij de winstbereke ning meetelt, wordt de financieringseis nogmaals vergroot omdat over dit hogere bedrag ook belasting moet worden betaald. Bij toepassing van de winstberekening vol gens het kasstelsel zal de zelfstandige on dernemer uiteraard niet ontkomen aan de toename van de in het bedrijf vastgelegde middelen. Maar in een tijd van nominale groei van debiteuren en voorraden zal in dit systeem de winst afnemen en als gevolg daarvan de te betalen belasting eveneens dalen. Hierdoor zal voor hem een vermin dering van de financieringslasten ontstaan. Niet alleen voor de winstberekening maar ook voor de BTW zou het kasstelsel toege past kunnen worden. Immers ook voor de BTW geldt dat de fiscus in belangrijke mate door de bedrijven wordt vóórgefinan- cierd, namelijk over het volle bedrag van de vorderingen per einde van het jaar. Een integrale toepassing van het kasstelsel zou ook betrekking hebben op investe ringen in gebouwen, op machines en op in ventaris. In hoeverre men het systeem hier op volledig van toepassing wil verklaren is een vraag die hier buiten beschouwing wordt gelaten. Verschillende oplossingen zijn hiervoor echter zeer goed denkbaar. Gegeven het feit dat in dit artikel aandacht wordt besteed aan een systeem ten gunste van de „kleine" zelfstandige zou de fiscus een dergelijk kasstelsel kunnen toestaan voor zelfstandige beroepen en bedrijven tot een bepaalde omvang. Bij de bepaling van die omvang zou men geneigd kunnen zijn een parellel te trekken met de aanslagregeling inkomstenbelasting voor loontrekkenden. In deze geest zou men tot de gedachte kunnen komen de overstap van winstberekening volgens het kasstelsel naar winstberekening volgens het trans actiestelsel verplicht te stellen indien ge durende bijvoorbeeld drie jaren de winst hoger is geweest dan het bedrag waarvoor de aanslagregeling inkomstenbelasting voor loontrekkenden geldt. Toch zal naar mijn mening hier met een aanzienlijk hoger bedrag rekening gehou den moeten worden. Immers anders dan bij de loontrekkenden die de vrijheid hebben hun loon vrij te besteden of te besparen, is de zelfstandige ondernemer als waarborg voor de continuïteit van zijn bedrijf verplicht besparingen te verrichten. De overgang voor een bepaalde groep van bedrijven van transactiestelsel naar kasstel sel brengt in het bijzonder in het jaar van overgang met zich mee dat de belastingont vangsten geringer zullen zijn dan in het geval de overgang niet zou worden geëffec tueerd. In het kader van allerlei stimuleringsmaat regelen die door de overheid reeds werden of nog zullen worden getroffen zou de in voering van een uitgebreid kasstelsel een zeer effectief middel kunnen blijken te zijn.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 11