naar een opheffen van verschillen 7 Een regionaal dagblad bevatte juist voor de jaarwisseling een kort arti kel onder de kop „Hypotheekrente bij Rabobanken verschillend van plaats tot plaats". Een lezer van dat blad die levens een functie bij een van onze banken heeft, was zo vriendelijk mij dit artikel als kran teknipsel toe te sturen. Zijn verzoek kwam ongeveer hier op neer: leg nou nog maar eens in uw blad uit hoe dat bij ons zit, want het publiek heeft blijkbaar nogal moeite met die renteverschillen. Dat uitleggen lijkt niet zo lastig. In de grond der zaak moet je voor ogen houden, dat iedere Rabobank een zelfstandige rechtspersoon is. Zo'n bank heeft een ei gen bestuur en dat stelt op grond van de statuten, onder goedkeuring van de eigen raad van toezicht, de tarieven vast. In zoverre is er sinds het ontstaan van onze banken niets veranderd. Maar hoe zit het dan met het advies van de Centrale Bank? Inderdaad, die vraag kan je verwachten als je aan de hele Rabo- bankorganisatie denkt. Want de Centrale Bank geeft jaarlijks een renteadvies, dat zo nodig tussentijds wordt gewijzigd. Ook dat adviseren van de Centrale Bank is al heel oud. Het heeft ongetwijfeld altijd al de bedoeling gehad om enerzijds de banken steun te geven bij het vaststellen van de tarieven en om anderzijds meer eenheid te brengen in de door al die aangesloten banken gehanteerde tarieven. Die eenheid is nooit helemaal bereikt, wel wordt hij dank zij de adviezen soms dicht, soms minder dicht - dat hangt ook van de tijds omstandigheden af - benaderd. Dit komt omdat iedere bank, hoezeer zij gewicht aan het advies zal hechten, vrij is om het advies al dan niet op te volgen. Nu is zo'n verklaring mogelijk wel verhelderend, maar natuurlijk is over het verschijnsel, dat onze tot één organisatie behorende banken uiteenlo pende tarieven kunnen toepassen, nog wel iets meer te zeggen. De omvang van het verschijnsel laat ik daarbij rusten; al kun nen we in de praktijk wijzen op een grote mate van eenheid in de tariefstelling, het feit blijft dat er verschillen mogelijk zijn en ook metterdaad voorkomen. Daarvoor hoeven we ons zeker niet te schamen. Ik heb het altijd een mooie ge dachte gevonden - en vind dat nog -, dat onze banken de vrijheid en verantwoor delijkheid hebben zelf hun tarieven vast te stellen. Daarin komt tot uiting de lokale coöperatieve samenwerking, die voor het eigen werkgebied de passende debet- en creditrente vaststelt. Het renteadvies van de Centrale Bank is wel al meer richt snoer voor die vrijheid geworden en een bank zal goed moeten nadenken, eer zij de verantwoordelijkheid neemt van dat ad vies af te wijken. Zolang wij met dit sy steem kunnen leven, is er alles voor te zeggen. Het heeft iets van „vrijheid in ge bondenheid", vrij in loyale samenwerking met het geheel. En toch mag dat kranteartikel ons te denken geven. Die tariefver- schillen kennen we; bij een groot deel van onze banken al meer dan drie kwart eeuw, maar dat dagblad zag in dit „oudbakken bericht" toch maar echt nieuws! Zo zeer zelfs, dat ze een aantal banken vroeg naar hun tarieven en de Centrale Bank opbelde om een verklaring. Bij enig nadenken zullen we de gedachten- gang van die verslaggever heel goed kun nen volgen. Wie wil, kan daarvoor in ons eigen ver leden aanknopingspunten vinden. De vraag eenheid of verscheidenheid in tarieven is in de loop der jaren nogal eens onder ons in discussie geweest. Het gemotiveerde pleidooi voor een verregaande eenheid in het rentebeleid kon worden gehoord en sprak velen aan. Voor een deel van onze banken werd die eenheid bereikt doordat hun besturen voor het vaststellen van het algemene rentetarief vroeger statutair de goedkeuring van de Centrale Bank nodig hadden. Hoe interessant die historische ontwikkeling ook is, belangrijker vind ik de vraag hoe we nu en in de naaste toe komst tegenover het gesignaleerde ver schijnsel moeten staan. De Rabobanken vormen met zijn allen in ons land één organisatie. Als zodanig pre senteren zij zich ook, via publiciteit, ad vertenties, t.v. enz. aan het publiek. En dat publiek is in onze huidige open samen leving met zijn veelheid van verbindingen die kris kras door het land lopen, veel meer een „algemeen" publiek geworden dan vroeger toen iedere bank in de plaats van zijn werkgebied een veel beslotener bestaan had en meestal terecht kon spre ken van een „eigen publiek" in die plaats. Dat publiek begrijpt onze renteverschillen niet (meer): het verwacht van zo'n grote landelijke bankorganisatie overal dezelfde tarieven. Dat juist een regionaal dagblad en niet een landelijk blad dit bericht bracht, doet mij toch wel twijfelen of we ons systeem onveranderd moeten handha ven. Want wat er ook voor goeds van gezegd kan worden, het heeft be zwaren, die in onze tijd al duidelij ker worden. In onze organisatie worden de bedrijven van de afzonderlijke banken en dat van de Centrale Bank al meer met elkaar vervlochten. Daarvoor zijn zeer res pectabele oorzaken aan te wijzen. Ik geef maar een enkele indicatie: de ontplooiing van onze eigen activiteiten in een tijd waarin het bankbedrijf toch al veel inge wikkelder en geschakeerder is geworden dan vroeger, het toezicht van de Neder- landsche Bank op het bankwezen, waarbij onze organisatie als één geheel wordt be schouwd, de noodzaak met moderne marketing- en publiciteitsmethoden te wer ken en nog veel meer. Het is toch eigen lijk vreemd, dat wij niet of nauwelijks lan delijk met onze - credit - rentetarieven kunnen adverteren! Niet alleen vreemd, het is ook een nadeel! Daarom geloof ik, dat wij thans serieus een wijziging van ons vertrouwde systeem onder ogen moeten zien. We zullen er, dacht ik, niet onderuit kunnen, dat we in de naaste toekomst komen tot standaard tariefstelling voor alle Rabobanken. Som migen onder ons zullen daar misschien huiverig voor zijn, maar dat is m.i. echt niet nodig. Het zou, alweer naar mijn mening, eenvoudig een stap zijn, die we moeten nemen om nog beter in de eerste gelederen van het bankwezen mee te draaien. Dat we zo'n stap kunnen zetten - na goed onderling overleg over de uitvoe ring - zal ons dan weer eens te meer vol doening geven over het aanpassingsvermo gen van onze coöperatieve structuur. J. R. H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 9