geld- en kapitaalmarkt 37 drs. b. j. kruimel en mevr. mr. h. besantpon geldmarkt obligatiemarkt De situatie op de Nederlandse geldmarkt heeft in de afge lopen maand wederom sterk de invloed ondervonden van de internationale valutaverhoudingen en de regulerende politiek welke De Nederlandsche Bank op het moment voert. De scherpe koersdaling van de dollar welke met name een gevolg is van de rentedaling in de Verenigde Staten resul teerde (zij het op beperkte schaal) in een verruiming van de geldmarkt, terwijl De Nederlandsche Bank tevens op ruime schaal nieuwe $-swaps - voor een groot deel in de plaats van vervallende swap-affaires - met het ban<wezen heeft afgesloten. Dit heeft er te zamen met het teruglopen van de bankbil- jettencirculatie na de jaarultimo en omvangrijke Rijksbeta lingen in de tweede helft van januari toe geleid dat de rente op driemaandskasgeldleningen eind januari met Vs% ge daald is tot 73A terwijl die op driemaands interbancaire deposito's daar circa 'A boven ligt. Genoemde Rijksbetalingen zorgden ervoor dat het tarief voor het interbancaire callgeld op 28 januari daalde tot het sinds lang niet meer voorgekomen niveau van 3A%. Tevens konden de banken in de tweede helft van januari hun voorschotten bij De Nederlandsche Bank grotendeels aflossen, hetgeen goed van pas kwam omdat de collecti viteit van handelsbanken, landbouwkredietbanken en wis selmakelaars van 19 december 1974 tot en met 20 januari 1975 - toen 36% van de periode waarin tegen de normale tarieven een beroep op De Nederlandsche Bank mag wor den gedaan, was verstreken - reeds 48 van de voor hen vastgestelde contingenten (van 19 december tot en met 19 maart 750 miljoen) had verbruikt. Aan het eind van de maand is er wederom een verkrapping van de geldmarkt opgetreden in verband met de maand- ultimo en de BTW-betalingen welke in februari zullen moe ten plaatsvinden. Ondanks haar betalingen is het saldo van het Rijk bij De Nederlandsche Bank (per 27 januari 4,2 miljard) zeer hoog gebleven. Hiervoor blijkt mede een oorzaak te zijn dat zij een aantal programma's waar van de financiering in de Rijksbegroting 1974 was opge nomen niet heeft kunnen uitvoeren. Om tegemoet te komen aan de behoefte van het bank wezen aan schatkistpapier, dat immers in het kader van de indirecte kredietbeheersing het belangrijkste rentegevend actief in de liquiditeitsreserve vormt, heeft de Staat via een tender 367 miljoen aan 5-jarige schatkistbiljetten uit gegeven. De rente hierop werd vastgesteld op 67/b%, het geen gezien de renteverhoudingen op dat moment ons inziens te ver verwijderd is van een redelijke rente. Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat De Neder landsche Bank, in verband met het feit dat de speciale trekkingsrechten tegenwoordig een zwevende transactie waarde hebben, besloten heeft haar ,,IMF-positie" te waar deren tegen de prijs die valt af te leiden uit de valuta transactiewaarde van de speciale trekkingsrechten. De goud- en deviezenvoorraad bedroeg per 27 januari ƒ18,5 miljard. De belangstelling voor obligaties zowel vanuit het binnen- als buitenland, die zich in december al manifesteerde, is gedurende de maand januari blijven bestaan. De 93A%- lening van de Amro Bank a 100% werd dan ook zeer sterk overtekend. De vraag kwam zowel van de zijde van parti culieren, de institutionele beleggers als vanuit het buiten land. De lening kwam op 102,1 in de notering. Gezien het feit dat internationaal de tendens tot renteverla ging doorging, getuige de verschillende discontoverlagin gen in Frankrijk, Engeland en later België alsmede de prime-rateverlagingen in Amerika, is het niet verwonderlijk dat de 93A% Philipslening a 100% zich in een grote be langstelling kon verheugen. Evenals de lening van de Amro Bank werd ook deze emissie een overweldigend succes. De eerste officiële notering was 102,5%. Na de beide 93A %-emissies kondigde de Nederlandse Staat op 24 januari een 9% 25-jarige lening aan a 100% met een open leningsbedrag, welke condities nogal verba zing wekten. Gezien de marktverhoudingen zou immers een 83A %-lening ook kans van slagen hebben gehad. Door o.m. de maatregelen van de Zwitserse regering om tegoeden van buitenlanders te belasten met een negatieve rente van 40 per jaar, waardoor weer extra belangstel ling ontstond voor de Duitse marken- en Nederlandse gul denswaarden, alsmede de steeds terugkerende geruchten, dat West-Duitsland en in navolging daarvan ook Nederland tot een discontoverlaging zou overgaan, was de belangstel ling voor de obligaties zodanig toegenomen dat het gemid delde rendement op de langlopende Staats- en BNG-lenin- gen in de week van 20-24 januari uitkwam op 8,72% en in de laatste week van januari op 8,63 Men moet gissen naar de achtergrond van het verhoudings gewijs hoge rentepercentage van de Staatslening. Het kan zijn dat men het begrotingstekort dat door het conjunc- tuurstimulerende programma zal ontstaan, zoveel mogelijk op de kapitaalmarkt wil lenen. Een 9% rentetype zal in ie der geval veel belangstelling opleveren. Het is ook moge lijk dat men b.v. uit het oogpunt van inflatiebeteugeling een verdere rentedaling wil verhinderen. Hoe het ook zij, de leningsvoorwaarden voor de komende emissies zullen erg afhangen van het resultaat van de Staatslening.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 39