36 inkomenshuur en doorstromingsheffing het eigen woningbezit overheid en volkshuisvesting anderzijds institutionele en particuliere be leggers. De bewindslieden stellen voor om de huur prijzen, die door huurders moeten worden betaald, te koppelen aan het belastbaar inkomen. In dit verband spreken zij van normhuurquote, waarmede ze willen aan geven welk deel van het belastbaar in komen aan woonlasten (huur) moet wor den besteed. Deze normhuurquote be draagt bij een belastbaar inkomen in 1975 op het niveau van het minimum loon 10% van het belastbaar inkomen en loopt op tot 17% voor mensen met een belastbaar inkomen van 18.000 - 19.000 en tot 18,8% voor mensen met een belastbaar inkomen van 24.000 - 25.000. Voor huurders die een ruimer inkomen genieten of een huis bewonen dat aan de dure kant is wordt een hogere huurquote aanvaardbaar geacht. Bij een huurprijs van meer dan 3.600 per jaar zal men veelal over meer wooncomfort beschikken, om welke reden de huurquote hoger uitkomt. We zouden hierbij willen opmerken dat de ze huurquoten volkomen uit de lucht zijn komen vallen. Alvorens de huurquote vast te stellen zou het noodzakelijk geweest zijn na te gaan, niet alleen wat de indi viduele burger voor zijn huisvesting dient over te hebben en wat hij daarvoor wil overhebben, maar ook welk deel van het overheidsbudget voor de volkshuisvesting gereserveerd moet worden. De manier waarop nu normhuurquoten worden vast gelegd is weinig democratisch en past niet in de huidige tendens naar inspraak, waaraan juist Volkshuisvesting zoveel aan dacht pleegt te geven. In die gevallen waar de huurprijs hoger ligt dan de normhuurquote kan een be roep om individuele subsidie (subject subsidie) worden gedaan. Hier staat ech ter tegenover dat overwogen wordt een huurbelasting (zogenaamde doorstromings heffing) in te voeren voor degenen, die in een naar hun inkomen gemeten te goed kope woning wonen. Deze huurbelasting of doorstromingsheffing zal maximaal 1.600 per jaar kunnen bedragen en zal samen met de betaalde huur 10% van het belastbaar inkomen niet te boven gaan. Met deze doorstromingsheffing beogen de bewindslieden dat er meer goedkope wo ningen vrijkomen voor de mensen met la gere inkomens. Aan eventuele bezwaren wordt geen aandacht geschonken: Even tuele onevenwichtigheden zinken in het niet, vergeleken bij de algemene disharmo nie tussen huur en kwaliteit die thans be staat", aldus de bewindslieden (pagina 115). Weliswaar is discussie over de na dere uitwerking nog mogelijk, echter van de invoering willen de bewindslieden niet meer afzien. Intussen is reeds gebleken hoe moeilijk deze zaak vooral politiek ligt. Op dit mo ment zouden we willen stellen dal deze doorstromingsheffing vooralsnog wel geen doorgang zal vinden, gezien de politieke druk in de Tweede Kamer bij de behande ling van de begroting van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: ,,De instelling van de doorstromingsheffing zal opnieuw door het kabinet worden overwogen." De invoering van de doorstromingsheffing zou voorts een nieuwe aanslag op het vrij besteedbaar inkomen van grote delen van de Nederlandse bevolking betekenen. Dit vrij besteedbare inkomen is de laatste jaren toch al aanmerkelijk gekrompen door de sterk stijgende sociale lasten en de druk van de inkomstenbelasting. Een verdere aantasting van de vrije bestedings mogelijkheden lijkt onaanvaardbaar. Daar naast dient men zich af te vragen of de natuurlijke doorstroming, die in de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen, waarbij in het bijzonder mensen met gemiddelde inkomens naar duurdere woningen ver huisden niet reeds voldoende soelaas biedt voor de lagere inkomenstrekkers. Een dwangmatig opgelegde doorstroming leidt tot een meer starre verdeling van de woningvoorraad. Een flexibel volkshuisves tingsbeleid is daarbij geenszins gebaat. ,,De eigen woning betekent voor de mens onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Het verlangen naar zeggenschap en zelf standigheid is een goede voedingsbodem voor het eigen woningbezit", aldus de be windslieden. Deze stelling willen wij gaarne onderschrijven. Daaruit dient een verdere stimulering van het eigen woning bezit voort te vloeien. Zoeken we naar prikkels in de nota van de bewindslieden dan zullen we deze moeten vinden in het ongewijzigd blijven van het fiscale regime ten aanzien van rentelasten, verbonden aan de financiering van een eigen woning. Ook in het verlenen van gemeentegaranties met oplopende annuïteiten, hoewel daarbij eventuele risico's worden afgewenteld op verstrekkers van hypothecaire leningen en het blijven voortbestaan van objectsubsi dies voor de nieuwbouw van woningen. Hierbij willen we opmerken dat voor wat betreft het fiscale regime eindelijk duide lijkheid is geschapen na de diverse uitla tingen over een beperking van de aftrek baarheid van rentekosten. Ten aanzien van het afgeven van gemeentegaranties zouden we willen wijzen op de ongelijke behande ling tussen huurwoningen, waarvoor wel leningen met aflossing op basis van op lopende annuïteiten worden gegarandeerd en eigen woningen, waarvoor de rente- en aflossingsverplichtingen slechts zijn gega randeerd voorzover dit overeenkomt met de aflossingen van een hypothecaire le ning op basis van een 30-jarige gelijkblij vende annuïteitenlening. In het kader van een „evenwichtige bevordering van ener zijds eigen woningbezit en anderzijds ex ploitatie van huurwoningen" is dit een on verklaarbare zaak. Het eigen woningbezit zal voorts een stimulans ondervinden van de mogelijkheid tot het verstrekken van gemeentegaranties voor financiering van de aankoop van bestaande woningen voor eigen bewoning. De voorwaarden daarvoor dienen spoedig bekend te worden, zodat invoering mogelijk is. Een stimulering van het eigen woningbezit is ook daarom nood zakelijk omdat vele kopers van een eiggn woning vaak aanmerkelijk goedkopere huurwoningen vrijmaken, zodat de door stroming in belangrijke mate bevorderd wordt. Samenvattend zouden we de nota huur- en subsidiebeleid willen kenschetsen als een omvangrijk werkstuk waaruit nog vele vra gen rijzen ten aanzien van het toekomstige huur- en subsidiebeleid. Deze vragen heb ben in het bijzonder betrekking op de huurprijsbepalingen, de doorstromingshef fing als ook op de ingewikkeldheid van al lerlei procedures waarop we hier niet na der zijn ingegaan. Ondanks de kritische opmerkingen bij de verhandeling over het eigen woningbezit, moeten we het voor gestelde beleid ten aanzien van het eigen woningbezit positief beoordelen. Van een verdere gunstige ontwikkeling van het eigen woningbezit zal ongetwijfeld een po sitieve invloed op het huurbeleid uitgaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 38