wob 3 Van harte onderstrepen wij ook de grote nadruk, die prof. Schrijvers legt op het belang van de betrokken werknemers. Ver mindering van het aantal bedrijven is hard voor de ondernemers daarvan, maar heeft ook zeer ernstige gevolgen voor de werk gelegenheid. Bovendien moet niet verge ten worden, dat ons leefmilieu in het ge ding komt wanneer - vooral op het platte land - bepaalde bedrijven moeten slui ten, zulks tot schade van de voorziening in de behoefte van de consument. De zaak van het midden- en kleinbedrijf gaat daarom ons allen aan. Zij moet in alle opzichten daadwerkelijk een zaak van „aanhoudende zorg" zijn, met name voor de overheid, die een snel begin moge maken met het door prof. Schrijvers be pleitte oplossen van het structurele pro bleem. OP KLOMPEN EN OP KOUSEVOETEN I Het streven van de regering om de geldin stellingen van de PTT samen te voegen in een staatsbank blijft ons zeer bezighouden. Die „Postbank" is er nog wel niet, maar achter de onder handen wijziging van de Beleggingswet, waardoor particuliere hy potheekverlening en het verstrekken van persoonlijke leningen voor de geldinstel lingen mogelijk zouden worden, bespeurt men reeds gemakkelijk de richting waar de overheid heen wil. De vaste commissie van de Tweede Kamer heeft dit blijkens het voorlopige verslag over deze wijziging goed begrepen. Zij heeft vele vragen op de regeringstafel gedeponeerd en met name minister Duisenberg zal, wan neer hij deze vragen serieus neemt, toch wel met andere en betere argumenten over de brug moeten komen, dan hij jl. septem ber in zijn rede voor de Nederlandse Ban kiersvereniging presenteerde. Hij wordt in voorlopige verslag op tal van plaatsen uit gedaagd aan te tonen, waarom de PTT nu een terrein moet gaan betreden, dat wezen lijk anders is dan de aanvullende taak die zij van ouds in ons financieringswezen ver vult. Tot dusver, ook in het voorlopig verslag, is veel aandacht besteed aan de concurrentie- overwegingen als motief voor de PTT- plannen. Natuurlijk men kan daar tot in het oneindige over doorpraten, maar zou het niet tijd worden dit argument te laten rus ten? Want het snijdt geen hout! Dat be speurt men ook achter het voorlopige ver slag. Zelfs de naaste politieke geestverwan ten van de minister vragen zich af in hoe- Hef was prettig om zo vroeg in het nieuwe jaar de Pers mededelingen te kunnen doen over de resultaten van en de gang van zaken in onze organisatie, in dit nummer zijn de door ons voor deze persbijeenkomst verstrekte mededelingen opgenomen. Daar uit zien wij dat we ondanks alle moeilijk heden die we in het afgelopen jaar op ons pad zijn tegengekomen, met tevredenheid op het achter ons liggende jaar kunnen terugzien. Ik moet daar wel direct aan toe voegen dat men zich door de cijfers in de ze zo omvangrijk geworden organisatie niet moet laten bedriegen. Wanneer wij de winst en de reservering voor bedrijfsrisi co's samen in het balanstotaal van de or ganisatie uitdrukken, dan zien wij dat deze ruim 0,6 van het zeer gestegen balans totaal uitmaken. De groei van het balans totaal is in niet onbelangrijke mate een ge volg van de sterke inflatie, maar voor een ander deel toch ook een gevolg van de uit breiding van zaken. De gemiddelde groei moeten wij de laatste jaren stellen op zo'n 15 a 20 °/o. Wij moeten in de toeneming van het eigen vermogen de groei behouden om de solvabiliteitspositie, die voor de conti nuïteit van de organisatie zo belangrijk is, gezond te houden. Als men zich dat reali seert dan hebben wij eigenlijk te weinig kunnen bijdragen aan de groei van het eigen vermogen. Dit komt ook omdat wij besellen dat de moeilijkheden in het agrarische en in het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf in het afgelopen jaar zeer groot geweest zijn. Wij trachten als coöperatieve organisatie daarin tegemoet te komen door het reke ning houden met de financiële positie van ieder individueel bedrijf dat werkelijk door een ramp getroffen is. Wij houden deze moeilijkheden in het oog zowel in onze tariefstelling als in het geven van eigen ga ranties voor middenstandsfinanciering. Dit doen wij omdat wij ons ervan bewust zijn dat het onze taak is om de financiering van het midden- en kleinbedrijf voor deze be drijven zo passend mogelijk te verzorgen en die financiering als prioriteit te stellen. Met het stellen van die prioriteit trachten bestuurderen en directeuren van onze le den-banken een weg te gaan die niet de ge makkelijkste is. Het behoort echter bij onze taakstelling als coöperatieve bankorgani- satie en wij zullen die richting dus heel doelbewust blijven kiezen. Ik geloof te mogen zeggen dat wij de jaar cijfers nog eens moeten bezien tegen de achtergrond van de hier zo kort weergege ven problematiek. Ook bij buitenstaanders zal dit begrip wekken voor de noodzaak om in het door ons gevoerde beleid ten gunste van het door ons gefinancierde be drijfsleven verder te kunnen gaan, willen wij de doeltreffendheid en de continuïteit niet in gevaar brengen. Wij gaan nu een jaar tegemoet dat opnieuw een aantal vraagstukken op onze weg zal leggen, hetzij reeds bestaande, hetzij in 1975 opkomende problemen. De bestaande problemen behoef ik niet nader aan te dui den omdat zij in het algelopen jaar in dit blad bij herhaling naar voren zijn gekomen. Toch mag ik wel zeggen dat het nog steeds hindert dat de talrijke midden- standsbedrijven, die door ons gefinancierd worden, geen staatsgarantie kunnen ver krijgen ook al hebben wij ten bate van die bedrijven in dit gemis zelf voorzien. Wat zonder meer ook als hinderlijk wordt aan gevoeld, is dat naast het voortreffelijk wer kend bankwezen in Nederland door de Staat nog weer een door hem beheerste bank in het leven wordt geroepen. Ik heb er al eerder op geduid dat men het Ne derlandse publiek veel beter zou dienen door een enge samenwerking tot stand te brengen tussen de Postcheque- en Giro dienst en de Bankgirocentrale. Het schep pen van één circuit zou de belangen van alle Nederlanders dienen. Dit zijn dan on der meer dingen die wat ergerlijk aan doen. Wij komen er echter heus wel over heen wanneer wij er in slagen om de struc tuur van de organisatie en het door de or ganisatie te voeren beleid aan te passen aan wat de voortgaande ontwikkeling in maatschappij en bedrijfsleven vraagt. De Structuurcommissie is daarmee bezig en de beleidsorganen van de Centrale Bank houden zich daarnaast bezig met de ont wikkeling van een visie op het beleid dat in de structuur van onze organisatie past. Juist het bewustzijn dat allen die in onze organisatie werken weten dat regelmatig aanpassing nodig is, geeft alle vertrou wen dat wij ook in het komend jaar de moeilijkheden die wij tegenkomen, geza menlijk zullen overwinnen. En wanneer wij met dat vertrouwen het nieuwe jaar ingaan dan kan het met alle inspanning menselijkerwijs gesproken en ondanks alles niet anders dan een goed jaar worden. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 5