economische groei economische begrippen toegelicht: 34 drs. h. a. de werker oorzaken voorbeeld Nadat zij de ergste klappen van de Tweede Wereldoorlog te boven waren gekomen zijn vooral de Westerse landen en Japan er praktisch zonder onderbreking in geslaagd hun welvaart op een hoger peil te bren gen. Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de ontwikkeling in ons land dan zien we dat sinds 1950 het nationale inkomen na cor rectie voor prijsstijgingen gemiddeld per jaar is toegenomen met 5%. Tegelijkertijd bedroeg de bevolkingsgroei gemiddeld 1,2 zodat we bij benadering mogen stel len dat het inkomen per hoofd jaarlijks met 3,8% steeg. In samenhang met deze tendens en het feit dat deze ertoe bijdroeg dat de kloof tussen arme en rijke landen steeds groter werd nam ook de theoretische en politieke be langstelling voor het verschijnsel van de economische groei toe. Voor de Tweede Wereldoorlog richtten vele economen vooral hun aandacht op het ver schijnsel van de conjunctuurschommelin gen. Zij probeerden een verklaring te vin den voor de regelmatig terugkerende de pressies en zochten naar mogelijkheden ter bestrijding en voorkoming hiervan. Dat dit speurwerk dat in 1936 zijn hoogte punt vond in de verschijning van het be roemde boek van de Engelse Lord Keynes „The general theory of employment, inte rest and money" niet tevergeefs is geweest, moge blijken uit het feit dat ernstige eco nomische depressies van het kaliber als in de jaren dertig, na de Tweede Wereldoorlog tot op heden zijn uitgebleven. De belangrijkste bijdragen tot de econo mische groei sinds 1950 zijn ongetwijfeld toe te schrijven aan de technische vooruit gang en de sterke toename van de inter nationale handel. Wat dit laatste aspect betreft is illustratief dat waar in de periode 1955-1973 in ons land het reële nationale inkomen steeg met 130%, de in- en uitvoer van goederen toenam met niet minder dan 400 Het be lang van de internationale handel in het bijzonder voor Nederland moge ook blijken uit het feit dat de prognose voor de werk loosheid in 1975 door het Centraal Plan bureau onlangs belangrijk moest worden herzien vooral in samenhang met de achter blijvende groei in de wereldhandel. De technische vooruitgang als factor in het economisch groeiproces is van niet minder te onderschatten betekenis. Bedacht moet hierbij echter worden dat de betekenis van de technische vooruitgang voor de econo mische ontwikkeling niet volledig op zich zelf staat. De technische vooruitgang heeft zich voor al gemanifesteerd in de vorm van voort durend kapitaal-intensievere produktie- methoden. We kunnen dit verduidelijken door te stellen dat per eenheid produkt in verhouding steeds meer van machines en minder van arbeid gebruik is gemaakt. Dit brengt de tendens met zich mee tot het vrij komen van arbeidskrachten. Is het zo dat jaarlijks al aanzienlijke inves teringen zijn vereist om in de behoefte te voorzien aan nieuwe arbeidsplaatsen die voortvloeit uit de normale groei van de be roepsbevolking, aanvullende investeringen zijn daarnaast dan nog noodzakelijk om extra arbeidsplaatsen te creëren in samen hang met de technische vooruitgang die leidt tot vervanging van arbeid door kapi taal. Het voorgaande kunnen we verduidelijken aan de hand van het volgende voorbeeld dat de werkelijke verhoudingen goed be nadert. Stel dat de beroepsbevolking jaarlijks met 1V2 0 toeneemt en dat daarnaast sprake is van een extra aanbod van arbeidskrachten uit hoofde van vervanging van arbeid door machines van 3V2 Dit betekent dan als het ware dat het aantal arbeidsplaatsen ter voorkoming van werkloosheid van jaar op jaar met 5 moet toenemen. Uitgaande van een kapitaalgoederenvoor raad in verhouding tot het nationale inko men van 4 komt dit er dan op neer dat 20 van het nationale inkomen dient te worden geïnvesteerd*. Wanneer de investeringen gemiddeld min der bedragen komt de werkgelegenheid in het gedrang en ontstaat het probleem van de zogenaamde structurele werkeloosheid. Deze werkloosheid vloeit derhalve niet voort uit een gebrek aan afzetmogelijkheden zo als met name bij de conjuncturele werkloos heid het geval is, maar houdt verband met een tekort aan gebouwen en machines in combinatie waarmee mensen kunnen wor den tewerkgesteld. De actualiteit van het structurele werkloos heidsvraagstuk behoeft op dit moment waarschijnlijk nauwelijks toelichting. Het cijfer van 120.000 dat in dit verband door de directeur van het Centraal Planbureau is genoemd, mag immers wel bijna algemeen bekend worden verondersteld. Het verband tussen technische vooruitgang en structurele werkloosheid mag niet bij voorbaat leiden tot de conclusie dat afrem ming van de technische vooruitgang de maatregel bij uitstek zou zijn ter bestrijding van de huidige structurele werkloosheid. Waar het op de eerste plaats op aankomt is dat voldoende mogelijkheden en stimulan sen worden geschapen om de investeringen aan het vereiste niveau aan te passen. Daar aan heeft het de laatste jaren in samenhang met de daling van de rendementen op ge- investeerde vermogens vooral ontbroken. Bij een groei van het aanbod van ar beidskrachten van 5 mogen we aanne men dat de kapitaalgoederenvoorraad (ge bouwen, machines en dergelijke) eveneens met 5 dient te stijgen. Wanneer de verhouding kapitaalgoederenvoorraad na tionale inkomen dan 4 bedraagt - hetgeen voor de meeste Westerse landen als bena dering mag worden aangenomen - kunnen de noodzakelijke investeringen uitbrei ding van de kapitaalgoederenvoorraad) worden berekend als 4 x 5 van het na tionale inkomen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1975 | | pagina 36