5
informatiestroom van de Centrale Bank
naar de aangesloten banken zijn bedding
vindt. De opzet is zo, dat de stroom snel
en overvloedig zal vloeien. Echter meer
gekanaliseerd dan vroeger. Overzichtelijk
heid, vorm en stijl van de berichtgeving
zullen de volle aandacht hebben.
Voor een doublure met ons maandblad
hoeft niet gevreesd te worden. Zij die beide
bladen ontvangen en ze naast elkaar leg
gen, zullen onmiddellijk zien dat de functie
van het een anders is dan van het andere.
Het maandblad zou én door zijn regel
matige, doch beperkte verschijningsfre
quentie én gehele opzet onmogelijk alle in
formatieve begeleiding kunnen geven, die in
een organisatie als de onze al meer als een
noodzakelijkheid gevoeld wordt. En dat laat
voor „in formatie" een rijk werkterrein over.
ledereen zal zich met ons over dit nieuwe
blad verheugen. Het is meer dan zo maar
een nieuwigheid, het voorziet in een be
hoefte. Want al hebben wij in onze orga
nisatie de onderlinge mededeelzaamheid
- communicatie is de vakterm - altijd hoog
gehouden, de praktijk was niet altijd bevre
digend. Zowel een tekort aan voor- en
belichting, als de soms overstelpende, on
overzichtelijke hoeveelheid van rondschrij-
vens van allerlei aard, konden de wrevel
opwekken. Onze methode was te veel een
„circulairegie" geworden, al zou het on
billijk zijn daarvan een verwijt te maken.
Het blijft immers een moeilijke zaak in zo'n
grote, uit vele delen samengestelde orga
nisatie tot ieders tevredenheid over een
veelheid van onderwerpen te communi
ceren.
Die moeilijkheid zal ook voor „in formatie"
wel blijven bestaan, maar er is nu een
nieuwe aanzet, die naar onze verwachting
een aanmerkelijke verbetering betekent.
Deze periodiek, die zich overigens niet
strak aan zijn periodes zal houden, kun
nen we ook zien als een nieuwe brug tus
sen Centrale Bank en degenen die in een
verantwoordelijke positie staan bij onze
banken. Het Latijnse woord voor brug be
staat uit de voorletters van de Latijnse
spreuk: Vertel Al Het Gebeurde Aan Uw
Maten. En daar gaat het eigenlijk om.
In het laatste nummer van ons maandblad
in dit jaar mag ik er in deze kolom wel op
wijzen dat de omstandigheden waaronder
wij werken, in 1974 aanzienlijk moeilijker
zijn geworden. Wanneer ik dit zo vermeld
dan denk ik aan de factoren die dit be
ïnvloeden, zoals de energiecrisis, de grote
werkloosheid en de niet atlatende inflatie.
Het bedrijfsleven heeft het in de loop van
dit jaar dan ook heel wat moeilijker gekre
gen, in het bijzonder het in zo belangrijke
mate door ons gefinancierde agrarische
en niet-agrarische midden- en kleinbedrijf.
Wanneer wij ons herinneren welke vermo
genspositie en welke zekerheden nog en
kele tientallen jaren geleden gevraagd wer
den om tot een passende financiering te
kunnen komen, dan zien wij dat door fi
nancierende instellingen, ook door ons, te
dien aanzien nu heel wat minder gevraagd
wordt. Men zou de verwachting kunnen
hebben dat deze grenzen nog verder naar
beneden zullen worden gebracht. Ook hier
zijn echter limites die door een aantal be
drijven, wanneer het zo doorgaat, in zeer
afzienbare tijd bereikt zullen worden. Eén
van de belangrijke oorzaken hiervoor is dat
door allerlei omstandigheden het rende
ment op geïnvesteerd kapitaal te laag is
gebleven, zodat men in een tijd van toe
nemende inflatie het eigen vermogen on
voldoende kan aanvullen. Dit is de grond
oorzaak dat het bedrijfsleven in zulk een
moeilijke positie is gekomen. Het daardoor
ontstane tekort aan nieuwe investeringen is
er vooral de oorzaak van dat een afschu
welijke werkloosheid zo snel en zo sterk
in omvang toeneemt. De Nederlandse rege
ring heeft onder die omstandigheden, daar
toe in staat gesteld door de relatief be
langrijke verkrijging van energie uit eigen
bodem, een injectie van verscheidene mil
jarden in de Nederlandse volkshuishouding
gebracht om de gevolgen van de slechte
gang van zaken zo goed mogelijk en zo
veel mogelijk op te vangen. Op zichzelf
is dat toe te juichen, al kan de vraag
worden gesteld of in dit beleid niet meer
gedacht had moeten worden aan maat
regelen om de rentabiliteitsbasis van het
bedrijfsleven te verbreden en daardoor
structurele oplossingen door uitbreiding
van nieuwe investeringen te bevorderen.
Ook onder deze moeilijke omstandigheden
zullen wij echter onze taak moeten blijven
vervullen, namelijk in de eerste plaats het
begeleiden van onze leden in de linancie-
ring van hun bedrijven. Het is een taak
stelling die in wezen en vanaf de aanvang
van onze organisatie voortkomt uit sociale
bewogenheid. Die sociale bewogenheid
mag ons er echter niet toe verleiden de
zakelijke kant van ons werk te verwaarlo
zen; dan zou ons werk niet meer gericht
zijn op de continuïteit van onze organisa
tie en het blijven vervullen van de ons ge
stelde taken. Ik hoop dat ieder, die in
onze organisatie meewerkt, dit standpunt
zal begrijpen en zal steunen. Dan kunnen
wij 1975 en de volgende jaren ingaan met
het geruste gevoel dat het coöperatieve
bankwezen niet om der wille van zijn
organisatie, maar om der wille van het
belang van zijn leden, zijn werkzaamheden
zal kunnen blijven voortzetten en uitbrei
den. In het vertrouwen dat deze inzichten
gedeeld worden, ook al kan over de uit
werking ervan nog wel gezamenlijk ge
praat moeten worden, wens ik alle lezers
van dit blad met hun gezinnen een goed
1975, zowel in hun persoonlijk als in hun
zakelijk leven.
A. J. Verhage