wob wob wob 4 OVER MIDDENSTAND, BOYCOT EN STAATSBANK De middenstanders zijn in oktober met hun protesten in het nieuws gekomen. Het is niet toevallig, dat dit gebeurde kort na de boerenprotesten van augustus. Want beide groepen van onze bevolking bevinden zich in een zelfde soort hachelijke positie. Ook het midden- en kleinbedrijf ervaart al schrijnender, dat de welvaartsverbete ring in ons land blijkbaar wel aan anderen ten goede komt, maar aan de eigen be drijfstak voorbij gaat. Men wordt het beu, dat de welvaart van de zelfstandige onder nemer als maar schraler wordt terwijl an deren zich in voortschrijdende voorspoed verheugen. En als het dan onmogelijk is op eigen kracht een keer in het lot te brengen, schiet er maar één ding over: ge zamenlijk je stem verheffen, opdat ande ren het horen. Vooral anderen, die wat kunnen doen, dus de overheid. Laat er geen misverstand over bestaan: de protesten van de middenstand vanuit hun benauwde situatie zijn terecht. De klach ten van deze groep, evenals die uit de landbouw, moeten door de overheid zeer hoog opgevat worden. Anders oordelen wij over de „boycot". Het is als een lopend vuurtje door het land gegaan, dat overwogen zou worden alle middenstanders en ook de boeren op te roepen hun tegoeden bij de PCGD en de RPS weg te halen. Het „leegpompen" van de girodienst heeft nog meer aandacht gekregen, dan de precaire toestand van hen die de hand aan de pompen dreigen te slaan. Als middel om aandacht te trekken, is het geslaagd: zonder een pittig dreige ment lijkt geen protest meer te kunnen slagen. Helaas. Maar laat het daarbij blijven. Natuurlijk ieder is vrij zijn saldo naar een andere bankinstelling over te hevelen; daarvoor laten zich vele zakelijke of persoonlijke motieven denken. Een oproep tot massale overheveling gaat ons echter veel te ver, want de PCGD en de RPS, al zijn ze dan ook staatsinstellingen, treft in dezen geen enkel verwijt. Het en bloc „weglopen" bij deze instellingen zou een onheilzame on rust ten gevolge hebben, ook voor de groe pen, die men juist wil helpen. De boycot-gedachte, die dan toch maar door niet-de-eerste-de-besten gelanceerd is, maakt echter weer duidelijk, dat aan het optreden van de Staat op gebieden die ook door het particuliere bedrijfsleven goed verricht worden, toch wel bezwaren kleven. Wij denken hier aan de Postbankplannen. Zullen grieven tegen of eisen aan de over heid hun weerslag op deze staatsbank hebben? Zal de staatsbank een instrument zijn voor de overheidspolitiek ten opzichte van het bedrijfsleven? Ten aanzien van de PCGD en de RPS heeft niemand daar ooit hinder van gehad (en toch kwam de boy cot-gedachte), maar een Postbank, die tot een all-round bank moet uitgroeien, zou een heel ander beeld kunnen geven. Wij vragen ons af of een staatsbank even ge voelig zal zijn voor gerechtvaardigde klachten van het bedrijfsleven als een „pri vate" bankinstelling, die alleen reeds door mededfnging van andere banken gedwon gen is haar cliënten zo goed mogelijk te be dienen. Onze bezwaren tegen de Postbank zijn bekend. Het stof dat de boycot-gedachte heeft doen ophalen, versterkt ons in de mening dat wij in ons land de kant van zo'n staatsbank niet uitmoeten. GROTE STADSBANKEN De grote stad heeft een heel eigen proble matiek. Dat kan ook gezegd worden van de grote stadsbank, ledereen zal dat wel inzien, maar wij willen er toch eens in het kort de aandacht op vestigen. Onze eigen grote stadsbanken zijn als zo danig jong, ontstaan in de laatste 10 a 15 jaar, en ze zijn vrijwel alle „van buiten af" gekomen, d.w.z. ontwikkeld uit banken, die oorspronkelijk gevestigd waren in de meer agrarisch gestructureerde randgemeen ten. Die snelle gedaanteverwisseling in een bank met een omvang van een flink middel groot bedrijf heeft natuurlijk heel wat vraagstukken opgeleverd. Zo zal de bestuursfunctie anders van in houd geworden zijn dan bij een kleinere bank, waar nog „iedereen iedereen kent". Het besturen krijgt onvermijdelijk een meer abstract en ook onpersoonlijk karakter. Het beleid moet meer en meer steunen op mo derne instrumenten als planning, begrotin gen, analyses en verslagen. Daarmee gaat gepaard, dat de directeur van de grote stadsbank helemaal de taak gekregen heeft van leider van een middelgroot bedrijf. Het uitvoerende werk moet hij aan anderen overlaten en zich zelf concentreren op de voorbereiding en verwezenlijking van de strategie van het bedrijf alsmede op het stimuleren, controleren en coördineren van al de activiteiten die zijn bank omvat. Het net van vestigingen, dat zo'n grote stads bank naast zijn hoofdkantoor omvat, vereist een aparte aanpak en het is begrijpelijk dat onder het veelkoppige personeel al meer specialisten hun intree doen. De hoge con- currentiegraad in een grote stad maakt een breed dienstenpakket noodzakelijk. Het is duidelijk dat, om niet meer te noemen, goede opleidingsmogelijkheden en een goede organisatorische opbouw hoge eisen aan het management stellen. Zonder daarop verder in te gaan, mag ook wel aangestipt worden dat de kostenstruc tuur bij de grote banken extra aandacht vergt. De rentabiliteit wordt natuurlijk be- invloed door factoren als hoge personeels kosten, huisvestingskosten, publiciteits- kosten e.d. Ook is het opmerkelijk, dat het gemiddelde saldo per spaarrekening lager ligt dan bij de andere banken, terwijl er toch ruim anderhalf maal zoveel mutaties op plaats vinden. Deze en andere aspecten wijzen erop dat onze grote, in stedelijke agglomeraties van meer dan 100.000 inwoners gevestigde ban ken veel gemeen blijken te hebben als men hun mogelijkheden en moeilijkheden analy seert. De aard van deze laatste is dikwijls anders dan bij de andere banken. Het is goed, dat we ook dit binnen onze organisatie onderkennen. Al zijn onze ban ken allemaal monniken van dezelfde orde en de kappen voor het oog gelijk, toch zou je je kunnen voorstellen, dat net als in de rake cartoon die we vorige maand in ander verband plaatsten, de kleermaker er soms aan te pas moet komen om zo'n kap goed te doen passen. Zo'n kleermaker moet echter wel terdege weten welke plooi glad gestreken of welke naad uitgelegd kan wor den, want het „habijt van de orde" moet herkenbaar blijven. „IN FORMATIE" Dit opschrift is gelijk aan de naam van een nieuw blad voor onze organisatie. Een mooie, inhoudrijke naam! Je kunt erbij denken aan „in formatie vliegen", waarbij alle afzonderlijke vliegtuigen toch één pa troon vormen; of aan formatie in de zin van vormgeving of schepping; of je kunt ook de verbinding leggen met het begrip inlichtingen, want voor het geven of in winnen daarvan gebruikt bijna iedereen hardnekkig het werkwoord informeren. Dit blad, waarvan het eerste nummer in middels verschenen is, zal het hoofdka naal worden, waarin de steeds wassende

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 6