In dit laatste nummer van dit jaar, wil ik duidelijk vooropstellen, dat zonder kritiek het overleg en de inspraak, waaraan wij in onze organisatie grote waarde hechten, geen reële betekenis hebben. Kritische begeleiding van onze organisatie door de „werkers in het veld", evenals door buiten staanders acht ik niet alleen begrijpelijk en nuttig, maar zelfs noodzakelijk. Want daardoor worden de leidinggevende bestuurders en functionarissen wakker gehouden, daardoor houden zij voeling met wat er leeft in de organisatie, daardoor ontvangen zij impulsen, die mede aan het beleid richting kunnen geven. Maarmen mag natuurlijk ook trachten de kritiek te weerleggen, als daar reden voor is! Dat wil ik doen met een verwijt, dat we dit jaar van sommigen gehoord hebben. De Rabobanken, in het bijzonder de Centrale Bank, zouden zich, zo zegt men dan, te commercieel en te zakelijk opstellen. Het sociale gevoel zou bij bestuurders en functionarissen te veel verdwenen zijn. Ik meen, dat dit verwijt niet terecht is. Zeker, ik zal niet ontkennen, dat ons beleid meer zakelijk, meer commercieel is dan vroeger. Een onderneming - welke dan ook - die in onze tijd niet aan hoge eisen van slagvaardigheid, zakelijkheid en efficiency voldoet, kan eenvoudig niet blijven voortbestaan. Ook de Rabobanken niet. Dat is de onontkoombare voorwaarde voor het blijvend kunnen behartigen - in de lijn van onze geschiedenis - van het welzijn van de belanghebbenden: onze leden en cliënten. Dit had ik voor ogen, toen ik op onze jongste algemene vergadering, van mei j.l. het volgende zei: „De coöperatieve banken laten zich leiden door het principe van dienstverlening zonder oogmerk van maximaal rendement. Dat geldt in het bijzonder voor wat betreft de kredietverlening. Deze wezenlijke taak, die onze banken zich gesteld hebben, kunnen zij echter maar niet in het wilde weg vervullen. Al van de aanvang af hebben zij dan ook goed begrepen, dat zij net als andere banken, aan bepaalde eisen van solvabiliteit en liquiditeit moeten voldoen. Dat geldt ook voor het rendement. Ook wij streven naar winst, naar een redelijke rentabiliteit. Wij moeten dat doen, omdat wij alleen daaruit de reserves op bouwen, die de continuïteit van ons handelen in de toekomst veilig stellen. Hier ligt het principiële ver schil met commerciële ondernemingen. De voordelen van ons gemeenschappelijk handelen dienen n.l. niet - zoals meestal bij naamloze vennootschappen het geval is - om een zo hoog mogelijk rendement op door derden verschaft kapitaal te verwerven, zij dienen enkel om de voortdurende aanbieding van bankdiensten aan belanghebbenden tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden veilig te stellen, voor lange jaren. Men kan dit zo stellen: het winststreven van onze organisatie vindt zijn beperking daar, waar de continuïteit van onze taakvervulling verzekerd is te achten." Dat is geen koud zakelijk standpunt. Allerminst. Want om ons beleid in deze zin te moeten voeren moeten we werken vanuit een echt sociaal gevoel, geïnspireerd door eenzelfde sociale bewogenheid als bij onze voorgangers in vroegere jaren het geval was! Vergeleken bij vroeger is er ongetwijfeld groot verschil in benadering en wellicht ook in accen ten. Toen was het de eerste en belangrijkste taak van de banken de boeren- en tuindersstand onafhankelijk te maken van handel- en woekerpraktijken. Haast alle banken werkten in kleine plattelandsgemeenschappen, waar de nood van de agrarische bevolking nog heel wat groter en duidelijker was dan tegenwoordig. Ook nu staan we voor grote problejnen, van boeren en tuinders en van het niet-agrarisch midden- en kleinbedrijf. Het karakter daarvan is echter totaal anders geworden. We hebben te maken met omschakeling naar andere beroepen of bedrijven, met schaalvergroting en haar gevolgen, met mechanisatie, specialisatie en nog veel meer. Er is een omschakelingsproces aan de gang, nodig om gezonde bedrijven te behouden of te krijgen. Daar zien de Rabobanken een essentiële taak liggen: financiering en begeleiding van de be drijven in deze tijd. Zij willen die toch blijven vervullen. Dat kan niet door krediet te verschaffen tegen een rente die ver onder de marktrente ligt. De kleine en verarmde boeren konden we dat aan het begin van deze eeuw ook niet leveren. Maar het feit, dat de door de Centrale Bank aan de aangesloten banken geadviseerde rente voor bedrijfsfinancieringen tegenwoordig wel degelijk beneden de gangbare rente ligt, bewijst, dat de belangen van onze leden en cliënten onveranderd centraal staan. Dat zal zo blijven! Met het grotendeels verdwijnen van het overheersend agrarisch karakter, zijn - helaas - ook de verhoudingen tussen bank en lid of cliënt veelal minder gemoedelijk en meer zakelijk geworden. Maar ook de leden en cliënten zelf zijn in dit opzicht anders geworden! Want zij leven en werken, met hun gezinnen en bedrijf, in een maatschappij en een sociaal- economisch klimaat, dat men terecht hard en kil noemt. Hen daarbij te helpen en te begeleiden was, is en zal het uitgangspunt en doel zijn van de Centrale Bank en van de Rabobanken. Een opgave waarin ik, zonder grote woorden, toch altijd het sociale element zie: want het gaat om onze medemensen. Dat meende ik bij de komende jaarwisseling te moeten zeggen. Allen, die dit lezen, wens ik een goed en voorspoedig 1975 toe. C. G. A. Mertens, Voorzitter Raad van Beheer.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 4