uit onze historie
36
banken in de landen van heusden en altena
en de bommelerwaard III
veen
tweede intermezzo
werkendam
woudrichem
We verlaten het centrum om in het oosten
het dorp Veen op te zoeken. Veen aan de
Maas, zo klein het nu lijkt (in weerwil van
de nieuwbouw) deelde ten volle mee in de
kleine geschiedenis, die eigenlijk overal en
altijd in de kern van de zaak hetzelfde ge
zicht vertoont. Er waren misoogsten,
storm- en hagelrampen en er waren ramp
zalige veeziekten zoals van 1769 tot 1780.
In 1780 heerste de zeer besmettelijke
„Roode Loop".
„Dat niemant toch buyten noodsaak in een
besmet huys gaet en dat men door spijse
en drank en levensgedrag sijn gesontheyt
onder Gods segen in acht neemt."
Oproerigheid en revolutiegeest staken de
kop op, waarom 106 weerbare mannen, van
18 tot 60 jaren, voor wapenoefeningen de
beschikking kregen over 12 geweren met
bajonetten en stalen laadstokken mitsga
ders 72 vuurstenen.
De in 1804 tot schutter, veld- en bosch
wachter aangestelde Johannes Mathijs
Dammers ontving een instructie waar nu
een goed opgeleide politiemacht van min
stens tien personen de handen vol aan zou
hebben. Dammers verdiende dan ook
125,- per jaar en om de twee jaren een
rok, broek en hoed.
Waarschijnlijk was de instructie zo uitge
breid omdat men Dammers niet de gele
genheid wilde geven om ook maar één
overtreding als buiten zijne competentie
zijnde te laten passeren óf men dacht ,,Er
gebeurt hier toch nooit iets dus de man
kan dat alles best alleen af".
De bank te Veen is niet zo heel erg oud.
De heer Jac. v. d. Pol schreef daarover in
1969 o.a.:
„Het was op een ledenvergadering van de
toenmaals bestaande tuinbouwvereniging
„Excelsior" te Veen in het jaar 1922 dat
door het bestuurslid J. C. Blankers de
suggestie werd gedaan om te komen tot
oprichting ener Boerenleenbank. Onder
getekende was toen de jongste van de
oprichters nl. 31 jaren en is thans nog
alleen van de oprichters in het heden der
genade. Hij werd gekozen als kassier en
is dit geweest vanaf 1922 tot 30 november
1965, een tijdvak van 43 jaren."
In de dertiger jaren voerde de crissis die
land- en tuinbouw zwaar trof bijna tot een
debacle. Ook de bank kreeg het wel bij
zonder moeilijk maar, schreef de heer v. d.
Pol: „Vanwege de Centrale Bank werd op
gericht een Kapitaal voor Bijzondere Doel
einden met de bedoeling om locale banken
die in nood verkeerden te steunen als de
bank geen of onvoldoende reserves had.
Elk geval werd afzonderlijk beoordeeld
De bank te Veen heeft eveneens een be
roep op dit Kapitaal moeten doen. In de
oorlogsjaren beschikte de bank over veel
geld, waarvoor echter moeilijk emplooi te
vinden was; de zorgen veranderden dus
wel, maar verminderden niet.
De eerste algemene vergadering werd bij
gewoond door tien leden, waartussen alle
bestuurs en plaatsvervangende bestuurs
functies verdeeld werden, zodat wel nie
mand „zonder prijs" naar huis zal zijn ge
gaan.
De kassier moest een zekerheidsstelling van
5.000,- geven, maar ontving daartegen
dan ook een salaris van V10 promille van
de totale omzet. Reeds in april 1923 vroeg
het fanfarekorps een voorschot om een
muziektent te bouwen. Na warme pleit
redenen van enkele leden werd het voor
schot van 300,- toegestaan „daar het
fanfarecorps de enige ontspanning is ter
plaatse en er geen onregelmatigheden
plaats vinden".
Het duurde tot eind 1925 voordat op het
reservefonds een bedrag van ƒ31,80 ge
boekt kon worden. Na het moeizame begin
toonde de bank zich zijn plaats in de ge
meenschap ten volle waard. Het aantal
dagboekposten groeide van 127 in 1922
naar 1357 in 1944, 2095 in 1955 en 80.000
in 1973.
Het dorp Wijk aan de Maas is zeer oud en
speelt al heel lang erg lang een rol mee in
de „kleine geschiedenis" van dit land.
Croniecken verhalen ook dit kleine droe
vige geschiedenisje:
Heer Jan van Wijck ende Heer Boyen
Kuyst van Wijck waren ten Heyligen Lande
ghereden. Daer worden si beyde ridders
gheslegen.
Huyghe van Wijck soude meede hebbe
gherede ende blif tuys. Hi waert siec. Des
waer hi droef ende confuys."
Duizenden waagden de lange reis naar het
Heilige Land; honderden keerden niet terug
maar wij, wereldreizenden, kunnen ons de
teleurstelling van Huyghe over zijn ziekte
na zoveel reisvoorbereiding heel goed in
denken. Ook dat is kleine geschiedenis.
De lager gelegen landen tussen de rivieren
stonden meestal onder water en vormden
uitgestrekte wildernissen, poelen, moeras
sen en rietgorsen. Geen wonder dat de
Romeinen zich al afvroegen waar het land
eindigde en de zee begon.
„Om nog zekerder te wezen tegen over
stroomingen en hoog water hebben rijke
en machtige lieden dezelve heuvelen en
hoogten nog hooger en sterker gemaakt,
die daarom Burgen en Wijken genaamd
zijn." Aan die waterbouwkunde heeft Wijk
waarschijnlijk zijn behoud te danken en
ook het feit dat het een „aanzienlijk dorp
was, omringd van verscheidene oud-adel
lijke Sloten".
In het eertijds „vergeten land tussen de
rivieren" met de zo rijke en belangwekken
de geschiedenis is ook de Rabobank „Wer
kendam" gevestigd. Deze bank is op 26
augustus 1903 opgericht op instigatie van
de rentmeester van het kroondomein
G. P. C. Baron Mulert, te zamen met twee
landbouwers, twee fabrikanten en twee
kooplieden; een gevarieerdheid van be
roepen die in het bestuur steeds heeft
voortbestaan.
De directeur meent dat het hieraan mis
schien te danken is dat vrijwel het gehele
bedrijfsleven tot de relaties van de bank
behoort; het bedrijfsleven dat in hoge mate
gericht is op de strijd tegen het water, in
weg- en waterbouwkunde en - niet te ver
geten - de wereldberoemde baggeraars
met hun, enorme kapitalen vergende sche
pen en machinerieën. Het mag best gerele
veerd worden dat de binnenvaartvloot qua
tonnage de negende plaats in Nederland
inneemt. Uiteraard behoren akkerbouw en
veeteeltbedrijven ook tot het werkterrein
van de bank.
De eerste kassier, de onderwijzer J. van
der Sluis, mocht aanvankelijk deze functie
niet aanvaarden. Gedeputeerde Staten
meenden dat niet te mogen toestaan, totdat
voorzitter Baron Mulert de Commissaris
van de Koningin tot andere gedachten wist
te brengen. Aldus maakte Van der Sluis
gebruik van een symbolische kruiwagen,
in agrarische dienst.
In 1907 werd het salaris verhoogd tot
150,- onder waarschuwing van een der
bestuursleden tegen het opdrijven der
traktementen, welke waarschuwing geluk
kig in de wind werd geslagen.
Aanvankelijk - tot 1908 - hield men zitting
in de bijzondere school; in 1908 werden
twee bovenkamers van het Nutsgebouw
gehuurd en eerst in 1958 kon de bank een
eigen gebouw in gebruik nemen.
De bank ontwikkelde zich van stonde af
aan al voorspoedig. Reeds in 1904 werd
een winst van ongeveer 285,- gemaakt
en daarom besloot men - en dat was voor
alle beginnende banken indertijd een ge
wichtig besluit en een mijlpaal - al direct
een brandkast te kopen.
Werkendam mag dan liggen in een eertijds
vergeten, maar nu geheel „opengelegd"
gebied, maar behoort zeker tot die plaatsen
van waar uit, zonder veel kabaal iets groots
wordt verricht, waardoor ons land op bij
zondere wijze wordt gepresenteerd in den
vreemde. De bank is daarbij een zeer be
langrijke factor.
„Waar de Maas en Waal tesamen spoelt
En Gorkum rijst van ver
Daar ligt niet slechts het eenzaam Loeve-
stein