24
vennootschapsdoel
vraagt bij een bank een lening aan voor de
financiering van een nieuwe produktie-
afdeling, die zich gaat bezighouden met
het vervaardigen van aanhangwagens en
kampeervouwwagens.
f. De directeur van een besloten vennoot
schap verbindt de besloten vennootschap
als hoofdelijk mede-schuldenaar voor een
schuld van hem privé.
Ad a.
Reeds op het eerste gezicht zal men zeg
gen, dat hier de sfeer van het bedrijf
wordt verweven met de privé-sfeer van de
directeur die de BV niet moet gebruiken om
voor zichzelf een financiering te verkrij
gen. Een bank zal een dergelijke borg niet
moeten accepteren. Doet zij dit wel dan
heeft de BV in een later stadium de moge
lijkheid om de nietigheid van de borgstel
ling in te roepen; met name bij het faillis
sement van de directeur kan dit tot kwa
lijke gevolgen aanleiding zijn.
Ad b.
Een dergelijke borgtocht moet aanvaard
baar worden geacht, indien de lening aan
de afnemer door deze wordt aangewend in
het kader van zijn bedrijf, dat door deze
lening daadwerkelijk wordt geholpen. Ver
der moet de zich borgstellende BV een
eigen commercieel belang hebben bij de
lening. Dit laatste kan het geval zijn, in
dien door de lening de afnemer meer goe
deren zal kunnen afnemen van de BV die
borg is, of verdere afnamen voor de toe
komst worden zekergesteld.
Hetzelfde geldt mutatis mutandis bij borg
stelling ten behoeve van leveranciers. De
onderliggende gedachte is hier dat door
deze borgstelling de BV haar eigen winst
oogmerk in feite dient.
Ad c.
Waar het hier een persoonlijke vriend van
de directeur betreft, kan de borgstelling
niet worden geaccepteerd, omdat hier de
zakelijke sfeer wordt verward met de per
soonlijke sfeer, waardoor het bedrijf van
de vennootschap niet wordt gediend. An
ders zal het zijn indien de vriend boven
dien een goede zakenrelatie is en de le
ning waarvoor de borgstelling plaatsvindt
in het bedrijf van de vriend wordt aange
wend en het voortbestaan van het bedrijf
van de BV mede afhankelijk is van het
voortbestaan van het gefinancierde be
drijf.
Ad d.
Deze borgstelling is als acceptabel aan te
merken, indien er voor de BV een bedrijfs
belang aanwezig is, van waaruit het nood
zakelijk is dat de betrokken werknemer
deze woningfinanciering verkrijgt. Hiervan
kan sprake zijn, indien een werknemer
vanuit representatie-oogpunt een dure wo
ning moet aanschaffen en de bank een
borgtocht verlangt vanwege een aanwezige
tophypotheek.
Ad e.
Deze borgstelling is niet acceptabel, aan
gezien ook bij een ruime interpretatie van
het statutair doel vouwwagens niet onder
handgereedschappen kunnen worden ge
bracht. Het advies van de bank zou hier
moeten zijn: verbreed de statutaire doel
omschrijving of richt een nieuwe BV op,
waarin deze activiteit wordt onderge
bracht.
Ad f.
Indien de bank het hoofdelijk medeschul
denaar zijn van een of meer andere perso
nen verlangt, tracht zij zichzelf een grotere
zekerheid te verschaffen voor de nakoming
van de verplichtingen uit een aangegane
krediet- of leningovereenkomst. Wanneer
natuurlijke personen zich tot hoofdelijke
medeschuldenaar verbinden zal hiervan de
beweegreden zijn, dat zij een economisch
belang hebben bij de overeenkomst of zij
willen zekerheid geven om een ander een
vriendendienst te bewijzen. Bij de BV
moet hierover anders gedacht worden. In
dien een BV zich tot hoofdelijk medeschul
denaar stelt, zal zij een commercieel, eco
nomisch belang moeten hebben bij de
zaak. Zij is niet bij machte belangeloos
een vriendendienst te tonen zonder de bij
bedoeling van te verwachten eigen econo
mische voordelen. Men zou kunnen zeggen
dat de BV als rechtspersoon geen eigen
gevoelsleven kan leiden en derhalve ook
niet in een vlaag van vrijgevigheid anderen
ter wille kan zijn, zoals dit natuurlijke
personen steeds kunnen.
In het onderhavige voorbeeld zal de BV
derhalve slechts als hoofdelijk mede-schul
denaar kunnen gaan fungeren, indien de
privé-schuld van de directeur betrekking
heeft op het bedrijf van de BV. Dit kan
met name spelen bij de BV die pas is op
gericht ter voortzetting van het vroeger
door de directeur uitgeoefende bedrijf.
Uit het bovenstaande komen de volgende
punten duidelijk naar voren:
1. Een bank zal zich steeds moeten af
vragen, voor welke soort activiteiten de
financiering bedoeld is en of deze in
overeenstemming met het statutaire doel
geacht kunnen worden. Vooral bij borgstel
ling spelen de onderhavige problemen.
2. Een bank zal juist door haar bekend
heid met de statuten bijzonder goed moe
ten opletten. Immers de vennootschap kan
haar tegenwerpen dat zij ervan op de
hoogte was dat een bepaalde handeling
in strijd met de statuten was, terwijl de
bank harerzijds dan op overschrijding van
het statutaire doel geen beroep kan doen.
3. Speciale aandacht verdient de schei
ding tussen privé-sfeer van de directie en
bedrijfssfeer van de vennootschap. Men
kan ook zeggen: valt een handeling in de j
privé-sfeer dan is deze handeling niet in
het economisch belang van de vennoot
schap of anders gezegd is zij niet dien
stig ter verwezenlijking van het vennoot
schapsdoel. Hierop dient ook gelet te wor
den bij z.g. eenmans BV's.
4. Ondanks de huidige pro curaleer is er
in feite wat de banken betreft weinig ver
andering gekomen, daar zij moeten wor
den geacht bekend te zijn met de statuten,
wordt vervolgd