23 wetswijziging van 1971 enige praktische voorbeelden deld het doel van de vennootschap heeft overschreden. De achterliggende gedachte was deze: het bestuur handelt als verte genwoordiger van de vennootschap. Uit de statuten van de vennootschap, die voor een ieder ter inzage liggen bij het Handelsregis ter, blijkt wat het doel van de vennootschap is. Derden worden geacht de statuten te raadplegen, alvorens zij met de vennoot schap handelen. Het bestuur als vertegen woordiger van de vennootschap treedt op als haar lasthebber. In het leerstuk van de vertegenwoordiging kan de vertegenwoor digde slechts gebonden worden, indien hij zelf bij een derde de indruk heeft ge vestigd, dat de vertegenwoordiger voor hem kan handelen. Schijn van vertegen woordigingsbevoegdheid opgewekt door de vertegenwoordiger is dus niet bepalend. De vertegenwoordigde moet zelf de schijn van bevoegdheid hebben opgewekt. Waar in deze het bestuur het statutaire doel van de vennootschap overschrijdt, heeft de vennootschap niet de schijn van bevoegd heid gewekt. Immers door haar statutaire doelomschrijving worden de grenzen be paald, waarbinnen het bestuur kan hande len en het als vertegenwoordiger van de vennootschap deze kan binden. Wordt het doel nu overschreden, dan kan de vennoot schap dit aan een derde tegenwerpen en kan de handeling voor de rechtspersoon als niet gedaan worden beschouwd met alle nadelige gevolgen van dien voor de derde, die hierdoor bijv. geen nakoming van een overeenkomst met de rechtsper soon kan vorderen. Het risico voor derden was onder de wet geving van voor 1971 dus groot en derden waren wel genoodzaakt zeer conciëntieus de statuten te raadplegen alvorens te han delen met de vennootschap. De recht spraak had deze rigoureuze leer wel enigszins gematigd, doordat zij oordeelde, dat het doel verstaan moest worden naar zijn redelijke objectief te duiden beteke nis, waarbij men zich mocht laten leiden door mededelingen van personen die als orgaan van de vennootschap optraden; met andere woorden indien het gezonde verstand zei, dat een bepaalde handeling geacht moest worden onder het doel te vallen, dan werd dit oordeel gehonoreerd. Voorts lag er een bescherming van de derde in het feit, dat doelomschrijvingen van vennootschappen ruim plegen te wor den geformuleerd. Twijfel omtrent even tuele doeloverschrijding werkte in het voordeel van de derde. Ook secundaire handelingen die naar gebruik en billijkheid uit het statutaire doel voortvloeien of er mee samenhangen moesten worden ge acht onder het doel te vallen. Deze leer, die inhoudt, dat de vennoot schap tegenover een derde niet wordt ge bonden, indien het bestuur de statutaire doelomschrijving overschrijdt, wordt ge noemd de ultra-virestheorie (ultra-vires buiten machte). In de praktijk was het lastige van deze leer, dat derden zich steeds genoodzaakt zagen de statuten van de vennootschap te raadplegen; een eis die niet altijd te ver wezenlijken is. Bij wet van 29 april 1971 is de ultra-vires- leer verlaten en thans luidt artikel 36h van het Wetboek van Koophandel; „De naamloze vennootschap kan zich er niet op beroepen dat een in haar naam verrichte rechtshandeling niet dienstig kan zijn tot verwezenlijking van het doel van de vennootschap, tenzij zij aantoont dat de wederpartij wist dat het doel werd over schreden, of dat hij van die overschrijding niet onkundig kon zijn; aan de wederpartij komt een beroep op overschrijding van het doel niet toe." Met deze bepaling wordt de analoge toe passing van het leerstuk van de vertegen woordiging op de relatie tussen vennoot schap en bestuur niet meer in al haar consequenties doorgevoerd. Immers de gangbare rechtspraak, die in houdt dat de schijn van bevoegdheid steeds door de vertegenwoordigde - in dit geval dus door de statutaire doelomschrij ving van de vennootschap - moet worden gewekt, wordt door middel van deze nieu we wetsbepaling aan de kant gezet. Thans kan het bestuur de vennootschap ook daar verbinden, waar de statutaire doelomschrijving wordt overschreden. Deze thans geldende leer wordt aangeduid met de term „pro curaleer" en is afkomstig uit het Duitse vennootschapsrecht, waar deze opvatting reeds lang gangbaar is. Voordeel van deze leer is, dat zij meer rekening houdt en afgestemd is op het praktische economische leven, waarin men niet steeds de statuten van de vennoot schap waarmee men handelt opvraagt of bij het Handelsregister raadpleegt. Door het bepaalde bij artikel 36h Wetboek van Koophandel heeft de statutaire doel omschrijving thans primair interne bete kenis, dat wil zeggen binnen de vennoot schap. Extern heeft de doelomschrijving veel aan betekenis ingeboet. Derden zul len zich voorshands steeds op het stand punt stellen, dat een rechtshandeling dien stig is tot verwezenlijking van het vennoot- schapsdoel. Uit de tweede zinsnede van artikel 36h Wetboek van Koophandel blijkt evenwel, dat derden niet onder alle omstandigheden de hand boven het hoofd wordt gehouden. Indien die derde namelijk wist of kon weten, dat het doel werd overschreden wordt hij niet meer beschermd. Zijn wetenschap kan hem door de vennootschap voor de voeten worden geworpen en de vennootschap is vanwege de doeloverschrijding niet gebon den. Met de bepaling dat de derde die wist of kon weten niet wordt beschermd, sluit de wetgever aan bij de algemene rechtsopvat ting die ook elders in het recht regelmatig weerklank heeft gevonden en welke inhoudt dat iemand die op de hoogte was of diende te zijn niet beschermd hoeft te worden. Slechts een derde te goeder trouw kan aan spraak maken op bescherming. Uit de laatste zinsnede van het aangehaal de artikel blijkt, dat de derde nooit een beroep kan doen op het feit, dat het doel is overschreden. Deze wetsbepaling is noodzakelijk om een derde, die om een of andere reden, met name indien hij voor zichzelf nadelen in het verschiet ziet, geen mogelijkheid te geven op zijn rechtshan deling terug te komen. Indien hij immers bij het verrichten van de rechtshande ling niet beter wist dan dat de rechtshan deling onder het statutaire doel viel, kan ook de vennootschap de rechtshandeling niet ongedaan maken. Bovendien heeft de derde wel degelijk met de vennootschap willen handelen. Verder zal er voor de vennootschap in het economisch verkeer met derden onzekerheid blijven bestaan, indien het vennootschapsdoel is over schreden, aan welke onzekerheid de ven nootschap dan geen einde kan maken. Ten aanzien van de derde die beter wist of kon weten, zou het onredelijk zijn indien hij achteraf met het verhaal zou kunnen komen, dat het doel der vennootschap zou zijn overschreden. In de praktijk zou het er dan op neerkomen, dat de derde als de handeling in zijn nadeel zou blijken te werken de nietigheid ervan zou inroepen. Het bovenstaande resumerend kan worden gezegd, dat de statutaire doelomschrijving van de vennootschap niet aan derden kan worden tegengeworpen, tenzij de derde wel beter wist. Verder kan de derde zelf er nooit een beroep op doen. Voor een bank met name kunnen er toch weer moeilijkheden ontstaan, aangezien zij over het algemeen zeer goed geïnfor meerd is omtrent de vennootschap. Bij het verlenen van een krediet van enige bete kenis zal zij namelijk steeds een exem plaar van de statuten opvragen, zodat zij in ieder geval bekend is met het doel van de vennootschap. Daarnaast zal van een bank een grotere zorgvuldigheid verwacht kunnen woorden dan van een particulier of bijv. van een handelsbedrijf. De behandeling en beoordeling van een financiering zal zij verder geconfronteerd worden met het probleem, hoe de statu taire doelomschrijving geïnterpreteerd moet worden. Aan de hand van enige con crete voorbeelden die regelmatig voorko men kan dit goed geïllustreerd worden: a. Een vennootschap stelt zich borg voor een lening die aan haar directeur door de bank is verstrekt teneinde zijn privé-belas- tingschuld te voldoen. b. Een besloten vennootschap stelt zich borg voor een lening die aan een van haar afnemers is verstrekt. c. Een besloten vennootschap die ten doel heeft handel in en reparatie van au to's stelt zich borg voor een lening die is verstrekt aan een goede persoonlijke vriend van de directeur. d. Een besloten vennootschap stelt zich borg voor een lening die aan een van haar werknemers is verstrekt ter financie ring van een woning. e. Een besloten vennootschap die ten doel heeft het produceren en behandelen van handgereedschappen in de ruimste zin

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 25