18
blik op de toekomstige structuur
districtskantoor almelo
recente jaren gevormde ABN. Twente
heeft, zo zei de heer Niers, die oude bank-
naam verloren, maar o tempora o mores,
we hebben gelukkig nog de FC Twente!
De Overijsselse voortvarendheid bleek ook
op coöperatief gebied, want in 1896 werd
al de „Coöperatieve Landbouwersbank en
Handelsvereniging" te Lonneker opgericht.
Een coöperatieve bank, die het werk is van
„pioniers van het eerste uur" en die zelfs
ouder is dan de Centrale Rabobank. Die
bank heeft zich eerst later bij de Centrale
Bank aangesloten, wat de heer Niers toe
schreef aan de behoudende karaktertrek
van de Twent, die niet zou gauw gewonnen
is voor wat in zijn ogen de „waan van de
dag" is.
Nog een jaar later, in 1897, vond in De
venter de oprichting plaats van de Sal-
landsche Bank. „Een regionale bank die
als een van de weinige tot op heden haar
volledige zelfstandigheid heeft weten te
behouden."
Niemand zal er in deze tijd, aldus de heer
Niers, twijfels over hebben dat voor de
economische ontwikkeling van een regio
de aanwezigheid van een goed functione
rend bankwezen van vitaal belang is. Na
de aanzet in de vorige eeuw, sindsdien
gevolgd door een geleidelijke ontwikke
ling, is vooral na 1950 het bankwezen
sterk progressief gegroeid tot een tak van
dienstverlening, die in de hedendaagse
verhoudingen niet meer weg te denken is.
Hoe nuttig ook het retailbedrijf van een
bank is, primair acht de heer Niers van
belang het verstrekken van kredieten voor
zakelijke doeleinden.
„Zonder een efficiënt bankapparaat, dat
ondernemers door het verstrekken van kre
dieten in staat stelt om in hun behoefte
aan vreemd vermogen te voorzien, zou de
welvaartsstijging zoals we die hebben be
leefd, ondenkbaar zijn."
Het Nederlandse bankwezen en daaronder
zeker ook de Rabobankorganisatie in haar
moderne opzet en uitwerking, verdient, naar
de mening van de heer Niers, de lof dat
het aan de eisen, die men in alle rede
lijkheid aan een modern bankwezen zou
mogen stellen, steeds heeft weten te vol
doen. Het nieuwe districtskantoor is een
bewijs, dat de lijn van aanpassing van het
bankwezen aan veranderde omstandighe
den ook voor de toekomst zo goed moge
lijk blijft gehandhaafd. Dit begunstigt de
welvaartsontwikkeling in het algemeen en
de wat benauwde werkgelegenheid in dit
deel van de provincie in het bijzonder.
In mijn ogen, zo zei de heer Niers, gaat
het bij een bankbedrijf meer dan bij an
dere ondernemingen niet zo zeer om een
„concern with the own job" als wel om
een „concern with the external ends"
(„bank voor iedereen"). Ik meen, dat zulks
uit de aard van haar historische motieven
en in verband met haar eigentijdse doel
stelling bijzonder geldt voor een bankor-
ganisatie, die principieel stoelt op de co-
operatieve gedachte!
Dr. A. J. Verhage, die bij de opening als
gastheer namens de Centrale Bank optrad,
gaf in zijn toespraak eerst een beeld van
de achtergronden, die tot de instelling van
de districten met hun kantoren geleid
hebben. In een zo omvangrijke coöpera
tieve organisatie, opgebouwd uit banken
die een grote zelfstandigheid houden, is
er vanzelfsprekend een grote mate van
goede communicatie en overleg nodig. Or
ganisatorisch loopt dat via de kringen en
de Centrale Kringvergadering.
Daarnaast blijkt echter ook het recht
streeks contact, ook over de praktijk van
alle dag, tussen de individuele aangeslo
ten banken en de Centrale Bank al weer
onmisbaar.
Daarvoor is het districtskantoor de verbin
dingsschakel. De districtsdirecteur en de
interne accountantsdienst, die met hun
medewerkers vanuit het districtskantoor
opereren, zijn als het ware exponenten
van de decentralisatie van de deskundig
heid en know how, die in de Centrale Bank
belichaamd is. En ontegenzeggelijk werkt
deze decentralisatie ook activerend op het
contact met de aangesloten banken en de
doorstroming van meningen daaruit.
Omdat de heer Verhage deze aanleiding
aangreep om in wat breder verband de
coöperatieve ondernemingsvorm ter spra
ke te brengen, citeren wij enkele passages
uit zijn rede:
- „Ik meen ook, dat de betekenis van de
districtskantoren in de toekomst weieens
veel groter zou kunnen zijn dan nu al het
geval is.
Ik ben namelijk van oordeel, dat voor het
veilig stellen van onze coöperatieve bank-
organisatie voor de toekomst het nood
zakelijk zal zijn dat de gezamenlijke aan
gesloten banken en de Centrale Bank hun
activiteiten meer en meer op één lijn ver
richten. Een verdergaande begeleiding
vanuit de Centrale Bank zal daarbij niet
kunnen worden gemist. Dat oordeel baseer
ik op de ontwikkelingen welke zich in- en
extern aan het voltrekken zijn en daarbij
denk ik in het bijzonder aan de ontwikke
lingen op bancair terrein."
Na gewezen te hebben op het altijd al aan
wezige spanningsveld in onze organisatie
tussen enerzijds de rol van de Centrale
Bank en anderzijds de zelfwerkzaamheid
van de aangesloten banken, vervolgde de
heer Verhage:
- „Toch meen ik dat wij in het licht van
de huidige ontwikkelingen een fundamen
tele gedachtenwisseling daarover binnen
onze organisatie niet behoeven te vrezen.
Vast staat namelijk, dat de inzet van zo'n
beraad de toekomst is van het coöperatie
ve bankwezen! Ik heb daarom ook zeer na
drukkelijk „het opereren op één lijn van
aangesloten banken en de Centrale Bank"
en de „verdere begeleiding vanuit de Cen
trale Bank" betrokken op het veilig stellen
van onze coöperatieve organisatie. U zult
van mij, waar ik in woord en geschrift
steeds als mijn overtuiging heb uitgespro
ken, dat de coöperatieve ondernemings
vorm toekomst heeft, ook niet anders heb
ben verwacht. De mening van sommigen
binnen en buiten onze organisatie dat de
coöperatieve ondernemingsvorm voor wat