de nieuwe voorzitter van de raad van toezicht 15 is er burgemeester geweest. Van huis uit kent hij de coöperatieve bank, want zijn vader was voorzitter van de plaatselijke bank en is van 1949 tot zijn overlijden in 1952 bestuurslid geweest van de Utrechtse Centrale Bank. De belangstelling van de vader heeft kennelijk bij de zoon zijn spo ren nagelaten want ook de huidige heer Van Verschuer is voorzitter van zijn plaat selijk bank, de Rabobank Deil-Beesd en Omstreken. Andere functies in onze driedeling noemen we maar niet. De heer Van Verschuer is trouwens helemaal geen „gewichtig doe ner". Hij lijkt ons een man met oog voor het geheel, met het hart voor de delen en vooral iemand, die een persoonlijk contact op prijs stelt. Hij weet de juiste dosering te vinden; nu eens nadenkend, wel over wogen formulerend, dan weer spontaan, en met gevoel voor humor sprekend. Bij uw reeds bestaande indrukken van de coöperatieve banken komen nu de nieu we, die u als voorzitter van de Raad van Toezicht van de Centrale Bank opdoet. Wilt u ons daarover vertellen? „Inderdaad, tot nu toe was er voor mij vrij wel alleen een raakvlak met het gebeuren van de plaatselijke bank. Op dat vlak merk ik toch ook wel een grote ontwikkeling op. Je komt als het ware van een wat gezellig maandelijks gesprek over allerlei agrari sche en plaatselijke problemen toe naar een zakelijker en noodzakelijkerwijs ook harder gesprek over heel belangrijke be drijfseconomische situaties. Voor mij blijft daarbij de coöperatieve on dergrond heel essentieel, al zal hij niet in dezelfde trant als vroeger kunnen worden volgehouden. In mijn nieuwe, nauwere relatie met de Centrale Bank trekt mij vooral aan, dat ik daarin met kundige en verantwoordelijke mensen over deze en andere zaken zal kunnen spreken. Tegelijk trekt mij aan, dat ik misschien mede een bijdrage kan leve ren om een synthese (een beter woord schiet mij niet te binnen) te vinden tussen wat centraal geregeld moet worden en wat het terrein van de eigen werkzaamheden van de plaatselijke banken moet zijn. Dat is nu een punt, dat duidelijk verwantschap toont met het vraagstuk van de verhou ding provincie en gemeenten, waar ik als gedeputeerde natuurlijk ook mee te ma ken heb. (Hier volgt de in de aanhef geci teerde passage.) Zijn de recente indrukken, opgedaan in uw nieuwe functie in overeenstemming met de kijk die u op onze organisatie had? „Een moeilijke vraag, om zomaar even te beantwoorden (denkt na en neemt er de tijd voor). Mijn eerste ervaring is, dat ik toch wel onder de indruk ben van de to tale omvang van de problematiek, die zich in onze tijd aan onze op de coöperatieve gedachte gestoelde organisatie voordoet. De coöperatieve mentaliteit, die ik ver wacht had, heb ik ontmoet en herkend, dat is zeker waar, maar ik heb nu toch al wat meer begrepen, dat er nog al wat aan vast zit om deze als het ware eigentijds toe te passen, zodat je hem achter allerlei op zich zelf nodige en voortreffelijke zake lijke maatregelen kunt blijven ontdekken. Wij zijn een organisatie met een hele brede basis, gevormd door al die banken en een top, de Centrale Bank. Top en basis moe ten zeker in deze dingen volledig voeling met elkaar blijven houden." U onderstreept dus het belang van een goede communicatie? „Ja, zeker! Het bezwaar van het groter worden van een organisatie, van iedere organisatie, is nu eenmaal dat alles ver- ambtelijkt. Men herkent zich dan niet meer in de top. Dat zou ik voor ons heel jam mer vinden. Het gevaar is er, want we zijn groot. Laten we het voorkomen en als we merken dat het al zo ver is, er wat aan doen. Onlangs heb ik voor het eerst van mijn leven - tot mijn schande moet ik dat be kennen - onze Kringvergadering bezocht. En eerlijk gezegd, die functioneerde toch wel zo, dat er sprake was van een wezen lijk contact tussen de Hoofddirectie van de Centrale Bank en de besturen van de aangesloten banken. Ik begrijp, dat al de ze soorten van contacten tijdrovend zijn, maar willen we in onze coöperatieve werkwijze voortgaan, dan zullen we ze moeten behouden en zo mogelijk uitbou wen. Het is toch eigenlijk een heel mooi ding, dat een lid van de Hoofddirectie van de grootste bank van ons land op zo'n vergadering in goede sfeer de gespreks partner is van plaatselijke bestuursleden, die ieder een andere opleiding en achter grond hebben. Dat is een overbrugging, die

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 17