11
confessioneel licht
speciaal belastingregiem
hofstra-studie
brood op de plank
De landbouwspecialisten van de Tweede Kamerfracties
van KVP, AR en CHU hebben nog voor de behandeling van
de Rijksbegroting voor landbouw hun gedachten over het
beleid voor de landbouw op papier gezet. Terwijl de voor
raad varianten van het woord „groen" voor landbouw
programma's uitgeput leek, hebben de confessionele ka
merfracties er toch nog één gevonden: „Groen Licht".
In „Groen Licht" worden enkele hoofdproblemen van het
landbouwbeleid behandeld. De fracties stellen dat zij
„vooralsnog" van mening zijn dat de inkomens van boeren
en tuinders „in beginsel" en „primair" gevormd moeten
worden uit de prijzen van land- en tuinbouwprodukten.
Wanneer echter het prijsmechanisme tekort schiet uit een
oogpunt van inkomenspolitiek dan moet een aanvullend
instrumentarium gebruikt worden, zoals in 1974 is gebeurd
bij de toepassing van inkomenstoeslagen.
Hiermede bepalen de confessionele fracties nog eens hun
standpunt over het gebruik van inkomenstoeslagen, dat af
week van hetgeen de landbouworganisaties voorstonden
toen in augustus 1974 de sterke inkomensteruggang aan
vullende maatregelen noodzakelijk maakte. Toen ging het
om het verbeteren van het agrarisch inkomen via een toe
slag op de btw of via een directe inkomenstoeslag. Uit
een oogpunt van inkomenspolitiek koos de meerderheid
van de Tweede Kamer, waaronder de confessionele frac
ties, voor directe toeslagen. Een blijvende vervanging van
prijsbeleid door toeslagen wordt ook nu door deze kamer
leden afgewezen. In één adem wordt het voorstel van prof.
Van Riemsdijk door „Groen Licht" verworpen, hoewel dat
geen blijvende vervanging van het prijsbeleid door toe
slagen inhoudt.
Een ander brandpunt van het stuk van de confessionele
partijen, is de constatering van de betrekkelijke machte
loosheid van het nationale beleid met betrekking tot de
onzekerheid waarin de agrariërs verkeren. Er zijn slechts
twee oorzaken van die onzekerheid binnen nationaal be
reik: het belastingstelsel en de sociale voorzieningen.
Ter verbetering van het belastingstelsel stelt het „Groen
Licht" voor een aparte rechtsvorm voor land- en tuinbouw
en ook voor de middenstand te ontwerpen. Er zou daarbij
rekening moeten worden gehouden met het feit dat kapi
taal en arbeid bij deze soort van bedrijven niet te scheiden
zijn.
Als overgangsregeling willen deze kamerleden ten behoe
ve van de belastingheffing reeds een scheiding in het in
komen aanbrengen. Daarbij zal dan de Besloten Vennoot
schap als rechtsvorm gebruikt kunnen worden. Van het
bedrijfsresultaat zal dan eerst op zijn minst het minimum
inkomen plus de sociale premies afgesplitst moeten wor
den; dit inkomensdeel valt dan onder de Inkomensbelas
ting. Voor de rest zou een apart tarief moeten gelden, dat
lager is dan wanneer het zoals nu bij het inkomen opge
teld zou worden.
De bedoeling van het voorstel is duidelijk maar om het
gestelde doel te bereiken, zal het wel in omgekeerde volg
orde moeten worden uitgevoerd: eerst moet het deel van
het bedrijfsinkomen worden bepaald dat niet onder het
tarief van de Inkomstenbelasting valt en voor het over
blijvende kan (rekeninghoudend met de sociale premies)
het normale IB-tarief worden toegepast. Blijkt er minder
dan een minimumloon over te zijn, dan kan nog tot spe
ciale maatregelen overgegaan worden.
De regering heeft reeds een eerste stap gedaan in de
richting van een nieuwe benadering van de inkomens van
zelfstandigen. Vanaf 1 januari 1975 mogen de zelfstandigen
met een inkomen tot 30.000,- een bedrag van minimaal
1.200,- op hun belastbaar inkomen in mindering brengen.
Op deze wijze is erkend dat een deel van de winst van
zelfstandigen niet als verteerbaar inkomen kan worden
beschouwd, maar moet dienen om het bedrijf te midden
van een uithollende inflatie in stand te houden. Dit ligt in
het verlengde van een gedeeltelijke vrijstelling van het be
drijfsvermogen van de vermogensbelasting, waartoe de re
gering reeds eerder een voorstel deed.
Ten einde op langere termijn tot een meer principiële
aanpak te komen, heeft de regering aan prof. Hofstra ge
vraagd een studie te maken van het probleem op welke
wijze winsten, die ook moeten dienen voor eigen onder
houd, belast moeten worden. Dit is geen gemakkelijke op
dracht. Er zal immers uitgemaakt moeten worden, welk
deel van het bedrijfsinkomen nodig is om het bedrijf te
beschermen tegen de gevolgen van de geldontwaarding.
Daarnaast zal inzicht moeten zijn in hetgeen geïnvesteerd
moet worden om de inkomensgroei in de rest van de
maatschappij bij te kunnen houden. Dit laatste zal weer in
verband moeten worden gebracht met het doel van be
lastingheffing, zoals het overbrengen van een stuk groei
naar de collectieve sector en wijziging van de inkomens
verdeling. Bij de land- en tuinbouw zal ook niet mogen
worden veronachtzaamd, dat via het landbouwstructuur-
beleid de overheid ten behoeve van de groei van de agra
rische sector nog aparte maatregelen heeft genomen.
Kortom, er zal nog wel enige tijd mee gemoeid zijn, voor
dat er een waterdichte oplossing is gevonden, zo dat ooit
mogelijk zal zijn. Het is daarom maar gelukkig dat de rege
ring reeds een voorschot heeft gegeven op een definitieve
regeling in de vorm van de 1200 gulden aftrek.
Progressieve leden van de Tweede Kamer zijn in de pen
geklommen naar aanleiding van de Wereldvoedselconfe-
rentie. Het gaat hier om de PvdA, de PPR en D '66, die in
een nota uiteenzetten hoe ernstig het voedselprobleem in
de wereld is. „Brood doet leven" heet de nota en er wor
den sprekende cijfers in vermeld, waaruit blijkt dat het
voedseltekort groot is en dat de produktie ter opvulling
daarvan in de ontwikkelingslanden tekort schiet. Er wordt
verwezen naar een aanvulling op het rapport van de „Club
van Rome", waarin een hongersnood wordt voorspeld in
de laatste decennia van deze eeuw.
Ter bestrijding van de voedseltekorten legt de nota van de
progressieven de nadruk op de opvoering van de produk
tie in de ontwikkelingslanden, waarvoor het nodig zal zijn
dat de ontwikkelingshulp aangepast en uitgebreid wordt.
Produktiemiddelen zullen aan de ontwikkelingslanden ter
beschikking gesteld moeten worden, waarbij kunstmest
een bijzondere rol speelt door de verhoging van de ener
gieprijzen. Ook zal er meer geld beschikbaar moeten ko
men voor voedselhulp. Allemaal zinnige zaken waaraan
niet genoeg aandacht besteed kan worden.
„Ernstige bezinning" vragen de progressieve kamerleden