onze 'zwakke plek' 7 K~~Dat stuk van drs. J. Dijkgraaf laat me niet los. Hij schreef het de vorige maand in het Zeeuws Land- en Tuin bouwblad. Een eerlijke openhartige me ning: de sociale bewogenheid raakt al meer op de achtergrond bij de coöperatie, in het bijzonder bij de Rabobanken. We zien hem verdwijnen achter de voortschrij dende commercialisatie en verzakelijking. Het laat me niet los, omdat ik - en ik denk velen met mij - de heer Dijkgraaf heel goed kan aanvoelen. Logisch, rationeel weet je dat we ons in ons bedrijf even efficiënt zakelijk moeten opstellen als iedere andere ondernemer. Dat moet terwille van de continuïteit, schrijft de heer Dijkgraaf. Een stramien, waarop ook de heer Mertens tijdens onze algemene vergadering van dit jaar met na druk gehamerd heeft. Hoe graag deze ook onze cliënten, vooral de agrariërs, heel gunstige tarieven zou willen bieden, dit is, zo zei de heer Mertens, een vrome maar kortzichtige wens. Want de continuïteit van de kredietverlening zou daardoor snel in gevaar komen. Met de heer Dijkgraaf zeg ik: „Daar is niemand mee gebaat, zelfs de zwakkere niet". Men leze in dit verband - zeer toepasselijk - het Wobje in dit nummer over Rentebeleid en Reserves. Dit mag allemaal waar zijn, verstan delijk is het helemaal te begrijpen, maar - zo schijnt de heer Dijkgraaf te willen zeggen - gevoelsmatig ben ik er niet mee klaar. Hij heelt er moeite mee. En daarin staat hij beslist niet alleen, want dat hebben we allemaal. Ouderen hebben heimwee naar de tijden toen naar zij menen de sociale bewogen heid, die mede de stoot heeft gegeven aan de oprichting van de coöperaties, nog in de dagelijkse praktijk beleefd kon worden. Jongeren, die nooit anders gekend hebben dan de zakelijke aanpak en de gladde ef ficiency van de moderne schaalvergroting, voelen het eenzijdige daarvan aan en vra gen zich at of het niet anders kan. Hoe? In ieder geval „menselijker", met meer warmte en aandacht voor de persoon. Het is een verschijnsel, waartoe niet alleen de coöperaties aanleiding geven, maar dat je in onze zogenaamd hoog ontwikkelde sa menleving overal in „kerk, staat en maat schappij" op de een of andere wijze kunt ontwaren. Vroeger was het ook niet alles, zeker niet op sociaal gebied. Maar de coöperaties hebben in dit opzicht een goed verleden: zij stonden dicht bij de mensen, veelal de agrariërs, die samen de coöpera tie van hun dorp vormden. Bij de prille coöperaties in de ontwikkelingslanden is dat nu ook het geval: veel sociale bewo genheid en aan verzakelijking komt men nog niet toe. Telkens als ik met mensen uit die landen spreek, voel ik even het ge mis, dat wij dat in die mate en die vorm niet meer hebben. Ook niet meer kunnen hebben! Want onze kaarten liggen thans an ders dan nu in Afrika, Azië en Zuid- Amerika. Ook anders dan vroeger bij ons zelf. Dat geldt zowel voor de Cen trale Bank als voor de lokale Rabobanken. Ik meen, dat de heer Dijkgraaf dit uit het oog heeft verloren. Hij zegt aan het slot van zijn artikel on geveer: Laat de Centrale Bank maar ver der verzakelijken, maar laten dan tenminste de lokale bankbestuurders een zwakke plek houden voor de boeren en tuinders en voor de gemeenschap waarvoor de bank werkt. Die Centrale Bank is blijkbaar volgens de heer Dijkgraaf niet meer te redden, maar op plaatselijk niveau is met de sociale inslag nog wat te bereiken. Deze gedachte, hoe goed ongetwijfeld be doeld, vind ik faliekant verkeerd. Naar twee kanten is zij eenzijdig. De Centrale Bank wordt de zakelijke richting opge stuurd; zij zou zich niet meer behoeven te bekommeren om de gemeenschapstaak van het coöperatieve bankwezen. De heer Dijkgraaf beseft blijkbaar niet dat hij daarmee een wezenlijk deel van hetgeen de Centrale Bank zich tot taak stelt, zou al- snijden. Ik weet, dat er bij de Centrale Bank naast de vele zakelijke beslomme ringen ook aandacht bestaat voor de din gen, die de heer Dijkgraaf en vele anderen graag onderstreept willen zien. De heer Dijkgraaf en ik begrijpen hoe moelijk het is dit in deze tijd te vertolken, maar ik weet, dat de Centrale Bank er mee bezig is. Dit is geen onderwerp, dat de Centrale Bank indifferent laat. De aangesloten banken staan dichter bij de mensen zelf dan de Centrale Bank. Het is heel goed, dat de heer Dijkgraaf de plaat selijke bankbestuurders een zwakke plek voor de belangen van de mensen wil laten houden. Maar omgekeerd moet ook de lokale bank de zakelijke kant van haar be drijf deksels goed in de gaten houden - zie maar weer het bovengenoemd Wobje. Zij kan en mag zich niet veroorloven haar zwakke plek" eenzijdig te koesteren. Wij moeten er voor oppassen onze organisatie niet in tweeën te willen knippen: een hard zakelijke Centrale Bank met daarnaast de lokale banken, die het gemeenschapsbesef nog zouden heb ben. De heer Dijkgraaf heeft terecht gesig naleerd, dat ook wij niet aan het moderne verschijnsel van verzakelijking en com mercialisering kunnen ontkomen. Zijn ge voel én het onze botst daartegen. Maar het is een zaak, die ons allen aangaat en die we gezamenlijk zo goed mogelijk in het reine moeten brengen. Ik meen, dat dit ook kan, al zal het sociale element wel in een heel andere vorm tot zijn recht moeten ko men dan vroeger. J.R.H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 9