wob wob wob 4 sorteren onder het Directoraat Bedrijven van de Centrale Bank. Daardoor werd het ook nodig aan de organisatorische opzet van de kredietadvies-activiteit aandacht te besteden, al was het alleen maar, omdat de van de oude Centrale Banken „geërfde" standplaatsen overlappingen vertoonden. Het „instituut" zelf is niet in discussie. Deze adviseurs kunnen we niet missen; de be hoefte aan adviezen stijgt in deze ingewik kelder wordende tijd voortdurend. De keuze van standplaats heeft echter wel problemen opgeleverd. Moet de lokatie van de advi seur zoveel mogelijk gespreid worden, zo als aanvankelijk het geval was met de agrarische adviseurs, of kan deze activiteit beter worden gecentraliseerd in een van de kantoren van de Centrale Bank, zoals nu de adviseurs voor handel en nijverheid? Voor beide is veel te zeggen. Tussen de uitersten: volledig centraliseren of volledig decentraliseren bleek echter een andere oplossing mogelijk, die tot de meest passende en verantwoorde moet worden gerekend. Alle adviseurs, dus niet alleen de agrarische, worden in drie groe pen ingedeeld en elke groep bewerkt van uit een eigen standplaats een eigen regio van ons land. Aan het hoofd van iedere groep staat een teamleider, die ressor teert onder de desbetreffende Hoofd activiteit van het Directoraat Bedrijven. Wij geloven dat dit meer is dan zo maar een tussenoplossing. Het is de beste manier om deze activiteit tot zijn recht te laten komen. Binnen de groep is nauw onderling overleg mogelijk, er is alle ruimte voor specialisatie, het contact met de functionarissen van de Centrale Bank welke belast zijn met het goedkeuringsbeleid zal voldoende intensief kunnen zijn en vooral zal men de proble men van de „eigen banken" in de regio grondig kennen zonder daarbij te eenzijdig gericht te worden. Voor de banken en hun cliënten za) dit naar wij menen een ver betering van de adviesdiensten betekenen. Sinds het begin van deze maand zijn de adviseurs voor handel en nijverheid ver deelt in drie i.p.v. twee teams. Het derde team is geplaatst in Zwolle, waar samen met het agrarisch team een afzonderlijk kantoor is betrokken. Evenals de agrari sche adviseurs verrichten zij hun advies diensten in de regio noordoost Nederland. De adviseurs voor handel en nijverheid worden dus in vergelijking met vroeger sterk gedecentraliseerd, terwijl de agrari sche kredietadviseurs in vergelijking met vroeger te zamen als team een regio be werken, dat inderdaad veel wijder is dan het werkgebied van één vroegere adviseur. Aan de adviseur in de agrarische sector - waar de diversiteit in branches niet zo groot is als bij handel en nijverheid - kan binnen het team primair een eigen werk gebied toebedeeld worden. Deze zal dan met de banken en de problemen in dat gebied even vertrouwd kunnen blijven als hij dat voorheen was, terwijl hij eveneens geïnformeerd blijft over de ontwikkelingen buiten dit gebied. EENZIJDIGE BUNDELING „De grenzen voor het midden- en klein bedrijf zijn moeilijk te trekken", schrijft het CIMK (Centraal Instituut Midden- en Klein bedrijf) in zijn jaarverslag 1973. Deze gren zen lopen dwars door alle branches en bedrijfssectoren heen. Er zijn dan ook, aldus dit verslag, door de heterogeniteit van het midden- en kleinbedrijf vrij grote accentverschillen in de problematiek en de belangen van de verschillende onderne mingen. Een heterogeniteit die zich weer spiegelt in de veelheid van organisaties, instituten, „schappen" en instellingen, welke zich rond deze bedrijven bewegen. Ook van deze „belangenbehartigers" is het werkterrein vaak niet duidelijk omlijnd. Hoe het zij, voorlopig zullen we het met de term „midden- en kleinbedrijf" moeten doen. Hoe weinig handzaam ook, hij is beter dan de term „middenstand", waarin de oude klassenmaatschappij nog door schemert, al zullen weinigen dat er meer achter zoeken. Gegeven deze bonte verscheidenheid be grijpen wij, dat een bank als de Nederland- sche Middenstandsbank N.V. het belang heeft ingezien van een nauwere samenwer king tussen de diverse instanties, die zich met het midden- en kleinbedrijf bezighou den. Dit lijkt ons een goede gedachte. Het is genoegzaam bekend, dat wij nogal van mening verschillen met de NMB over haar monopolie-positie ten aanzien van de over- heidsgarantie, maar op dit punt kunnen wij de zienswijze van de NMB zeker volgen. De NMB wil die soepeler samenwerking blijkens een bericht onder het hoofd „Bun deling" in Textilia bereiken door periodiek op haar hoofdkantoor informele bijeen komsten te beleggen van vrijwel alle in stanties die iets met het midden- en klein bedrijf te maken hebben. Hier willen wij toch wel een vraagteken plaatsen. Evenals de NMB heeft ook onze organisatie midden- en kleinbedrijven uit allerlei sec toren onder haar cliënten. Ook wij zetten ons er voor in om door financiering en andere bancaire diensten de ontplooiing en efficiency van deze ondernemingen te bevorderen. De NMB mag een belangrijke plaats innemen bij het midden- en klein bedrijf, die plaats is zeker niet exclusief. Ook de Rabobanken onderhouden met deze bedrijven veelszins nauwe betrekkin gen, wat met name de laatste jaren niet onopgemerkt gebleven is. De omvang van onze jaarlijks nieuw verstrekte leningen aan de niet-agrarische bedrijven is b.v. in de laatste vijf jaren regelmatig gestegen van 549 miljoen naar 1.126 miljoen per jaar. De geopende nieuwe kredieten in rekening-courant komen daar nog bij. Dit zijn cijfers, die toch wel iets te zeggen hebben. Wanneer daarom „vrijwel alle" belangen behartigers bij elkaar zouden komen met slechts één bank, de NMB, wordt vergeten dat ook andere banken de belangen van de ondernemingen dienen. Financiële vra gen staan mee bovenaan op het lijstje van de problemen van de bedrijven. Deze heb ben er zelf groot belang bij, dat de bank instellingen waarmee zij gewoon zijn zaken te doen, aan de beantwoording van die vragen deelnemen. Beter samenspel tussen en met de diverse organisaties, instellingen e.d. is best, maar dit zou gepaard moeten gaan met het er bij betrekken van die bankinstellingen (meervoud!), die zich in belangrijke mate op het midden- en kleinbedrijf plegen te richten. De opzet van de NMB schiet op dit punt tekort. KREDIETRESTRICTIE Evenals in 1973 is in de eerste helft van dit jaar de nationale liquiditeitsquote fors ge stegen. In anderhalf jaar tijds steeg de li quiditeitenmassa uitgedrukt als percentage van het nationale inkomen van 32,6 tot 38,8. In het licht van een politiek die zou zijn ge richt op bestrijding van de inflatie lijkt dit een kwalijke zaak. Met het oog op het zo veel mogelijk stabiliseren van de waarde van de Nederlandse geldeenheid tracht De Nederlandsche Bank immers haar mone taire beleid af te stemmen op een beheer sing van de liquiditeitsquote.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 6