wob 3 Vooral in deze woelige tijd is het moeilijk om al ver van te voren zulk een advies op te stellen. Het steunt immers op de ver wachtingen ten aanzien van de rente ontwikkelingen in de komende tijd, terwijl nog met tal van andere factoren zoveel mogelijk rekening gehouden moet worden. Vroeger lag dit meestal veel eenvoudiger. De banken kregen „het" rente-advies voor enig jaar en konden er vrijwel staat op maken, dat dit gedurende het hele jaar onveranderd bleef gelden. „Tussentijdse" adviezen kwamen sporadisch voor. Die zijn nu echter schering en inslag geworden! In 1974 zijn er tot oktober al negen maal wijzigingen in het advies nodig geweest! Daarin weerspiegelt zich de algemene on rust van het renteniveau op de geld- en kapitaalmarkt. We raken er al aangewend en, wat meer zegt, we moeten dat ook wel, want alleen, wanneer we „het" advies voor het jaar én de nadere adviezen, die nodig mochten blijken serieus nemen, kunnen we ons snel en slagvaardig onder gewijzigde omstan digheden opstellen. Inderdaad, ons bank bedrijf wordt er niet gemakkelijker op. KREDIETADVISEURS: HIER OF DAAR? Het rapport van de Commissie Landbouw krediet dat in 1960 verscheen, heeft behalve een advies tot ingrijpende uitbouw van de financieringsmogelijkheden voor de agrari sche bedrijven, ook de stoot gegeven tot het aanstellen van kredietadviseurs. Deze deskundigen in dienst van de toenmalige Centrale Banken kregen, verspreid over het gehele land, hun standplaats en hadden tot taak de banken bij te staan bij de beoor deling van afzonderlijke financieringsaan- vragen. Dat betekende in de praktijk ook vaak het adviseren van de agrarische ondernemer. Zo vond en vindt de krediet adviseur zijn werkterrein in de concrete problemen die de financiering voor een concreet bedrijf kan opleveren. Aanvankelijk betrof deze advisering alleen de agrarische financiering, maar later zijn er ook kredietadviseurs voor de financie ring van niet-agrarische bedrijven aange trokken. Deze werden echter op de hoofd kantoren van de Centrale Bank in Utrecht en Eindhoven geplaatst. Inmiddels heeft de fusie plaatsgevonden en is zowel de financiering van de agrarische als van de niet-agrarische bedrijven, dus ook de advisering daarbij, komen te res- Wanneer wij gaan nadenken over de wijzi gingen in de na-ooriogse jaren, waar ik toe kwam omdat ik de avond vóór ik dit schreef in een besloten bijeenkomst her inneringen hoorde ophalen door een man die in en na de oorlog veel voor ons land betekend heeft, dan realiseert men zich dat er ingrijpende veranderingen op nagenoeg alle terreinen zijn opgetreden. In de opbouw na de oorlog was het begrip rentabiliteit", dus winst, verbonden aan de toen zo dringend nodige opbouw van ons economische en sociale leven. Nu die economische opbouw in belangrijke mate is geslaagd menen velen dat winst maar slecht in onze maatschappij te plaatsen is en kennelijk ook dat een goede rentabili teit niet nodig is en nauwelijks past. Ook een coöperatieve bankorganisatie als de onze, die geen winststreven kent, wordt dan vanuit deze hoek beschouwd en er zijn kringen die met een zekere verbazing naar onze jaarresultaten als organisatie kijken. De coöperatieve kredietorganisatie is bo vendien gebaseerd op een aansprakelijk heid van de leden en die wordt in deze zelfde gevoelens eveneens twijfelachtig be keken. Dat is niet alleen het geval bij die genen die de waarde van een goede renta biliteit niet meer inzien, maar ook bij velen die zich afvragen of een lid van een co- operatie op deze wijze aan de solvabiliteit van die coöperatie moet bijdragen. Dit vraagt men zich ook af wanneer men zich ervan bewust is dat ingrijpende interne maatregelen een uitwinnen van die aan sprakelijkheid menselijkerwijs gesproken onnodig zullen maken. Wanneer je dan weer kijkt naar het jongste jaarverslag van De Nedertandsche Bank, dan vindt je daar gevoelens dat de solva biliteit van het Nederlandse bankwezen niet zwakker mag worden, om het nu maar eens in eigen woorden uit te drukken. In deze tijd van inflatie en - in onze organisa tie althans - reële uitbreiding van zaken eist een behoud of versterken van de sol vabiliteit een goede rentabiliteit, ook in een coöperatieve organisatie die geen winst streven kent in de zin van een beloning van het kapitaal. Daarnaast moet men zich bewust zijn dat de aansprakelijkheid, op een bepaalde wijze gewaardeerd door de hoedster over het Nederlandse bankwezen, een belangrijk en voorshands onmisbaar deel is van het eigen vermogen. Om de aansprakelijkheid als vermogensbestand deel te kunnen schrappen zou de rentabi liteit nog aanzienlijk groter moeten worden. Onze organisatie moet een bedrijfsover- schot hebben om door versterking van het eigen vermogen de continuïteit van deze coöperatieve onderneming in het belang van de financiering van haar leden, ook in het belang van haar werknemers veilig te stellen. Dat is niet alleen een belang van onze co- operatieve onderneming, dat is ook een maatschappelijk belang. Wanneer wij het laatste willen dienen kunnen wij niet wer ken zonder bedrijfsoverschotten. Bij de huidige omvang van die bedrijfsoverschot ten en bij de uitbreiding van onze zaken kunnen wij het ook niet stellen zonder aan sprakelijkheid als vermogensbestanddeel. Ik geloof dat het goed is dat wij ons dit bewust zijn bij alle gesprekken over orga nisatorische vraagstukken. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 5