van verzekering, verzwijging en verandering 26 mr. j. g. van mameren evenwicht door selectie open en eerlijk verzwijgingsartikel onbedachtzaamheid met grote gevolgen Een verzekeraar beheert als het ware een spaarpot van gelden die als premies bin nenkomen en waaruit de schade moet wor den betaald als zich een evenement voor doet. Tussen inkomsten en uitgaven (de premies en de schadeuitkeringen) dient een gezon de, evenwichtige verhouding te bestaan. De verzekeraar zal de hem ter dekking aan geboden risico's selectief moeten bekijken en risico's die te zwaar zijn voor zijn porte feuille moeten afwijzen omdat ze het even wicht zouden kunnen verstoren. Dit wil lang niet altijd zeggen dat deze risico's in het geheel niet te verzekeren zouden zijn. Zij dienen echter te worden doorgeleid naar assuradeuren die ze wèl aankunnen, bij voorbeeld naar grotere verzekeringsinsti tuten, of naar verzekeraars die, zoals dat op de assurantiebeurzen gebeurt, met meerderen tegelijk op het risico intekenen. Hier komt bij, dat kandidaat-verzekerden, naar uit ervaring is gebleken, ook zonder dat bewust te bedoelen het met de waar heid soms niet al te nauw te nemen. Verzwarende omstandigheden worden soms niet of niet nauwkeurig genoeg ver meld, om te vermijden dat men niet zal worden geaccepteerd of duurder uit zal komen. Daarnaast komt het jammer genoeg ook voor dat welbewust de waarheid wordt verzwegen. Wil de verzekeraar echter zijn bedrijf ver antwoord kunnen uitoefenen (en daar zijn uiteindelijk de verzekerden bij gebaat) dan moet hij alle feiten kennen die voor de be oordeling van belang zijn. Het kan ook zijn dat de verzekeraar het ver zwaarde risico best wil accepteren, doch niet op de geijkte voorwaarden doch op aangepaste condities en/of premie. Maar ook dan geldt weer dat hij zo volledig mo gelijk moet weten wat er met de te dekken post aan de hand is. Een zeer belangrijk wetsartikel (art. 251 van het Wetboek van Koophandel) neemt de verzekeraar in bescherming tegen even tueel onjuiste mededelingen van de (kandi daat) verzekerden. Anderzijds is het overigens ook zo dat de zelfde wetsbepaling de verzekerde ook in bescherming neemt in die zin, dat de sanc ties alleen gelden voor verzwegen feiten bij het aangaan der verzekering. In de wandeling spreekt men in dit verband over art. 251 van het W.v.K. als „het ver zwijgingsartikel". Het luidt als volgt: „Alle verkeerde of onwaarachtige opgave, alle verzwijging van aan de verzekerde bekende omstandigheden, hoezeer te goe der trouw aan diens zijde hebbende plaats gehad, welke van dien aard zijn, dat de overeenkomst (bedoeld is: van verzekering) niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten, indien de verzekeraar van de ware staat der zaken had kennis ge dragen, maakt de verzekering nietig". Let ten wij op die laatste woorden, dan zien wij dat in de staart het venijn zit. Want dit arti kel zegt niets meer of minder dan dat de hele verzekeringsovereenkomst niet bestaat wanneer aan de opgave van het te verzeke ren risico iets heeft gemankeerd of wanneer dingen verzwegen zijn. Het artikel heeft tot doel de verzekeraar te beschermen tegen het afsluiten van een contract op grond van een onjuiste voor stelling van de feiten. Als wij het in dit licht bezien, komen wij tot de volgende kern punten: a. de verzekeraar moet door de mede delingen die de verzekeringnemer deed, een onjuiste indruk hebben gekregen van de aard van het risico, dat hem werd aan geboden; b. het is niet nodig, dat de verzekering nemer de verzekeraar misleid heeft; ook al is de kandidaat-verzekerde te goeder trouw geweest en heeft hij „per ongeluk" bepaalde feiten niet genoemd, dan nog treedt de nietigheid in; c. het maakt niets uit of de verkeerde of onwaarachtige opgave door de verzeke ringnemer of door zijn assurantietussen persoon is gedaan; d. het is niet nodig dat er enig verband be staat tussen de verzwegen feiten en een gevallen schade; e. het moet zo zijn, dat de verzekeraar als hij wèl van de verzwegen feiten op de hoogte was geweest, de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou heb ben gesloten; f. art. 251 wordt alléén toegepast wanneer bij het aangaan van de verzekering feiten zijn verzwegen. Als voorbeelden om de hierboven genoem de punten toe te lichten, kunnen de vol gende gevallen dienen: a. Een heel frappant geval is dat wat eens berecht werd door de rechtbank in Den Haag. De verzekeringsnemer van een ongevallen verzekering had „omdat hem daarover niets gevraagd was" hij bedoelde te zeg gen: op het aanvraagformulier stond geen vraag daarover niet opgegeven, dat hij al eens „in kennelijke staat" een auto had bestuurd en daarvoor was veroordeeld tot hechtenis en ontzegging van de rijbevoegd heid. Toen hij het „glaasje op laat u rijden" niet voor ogen houdend, en door de drank eigenlijk niets meer ziende, tegen een boom reed met zijn auto, deden de dicht regels opgeld: één moment van onbedacht zaamheid kan maken dat men jaren schreit". Want de verzekeraar stelde en nu dient dit voorbeeld meteen als toelichting op punt e: „U hebt feiten voor mij verzwegen, die als ik ze geweten had, voor mij aanleiding zouden zijn geweest om u helemaal niet te willen verzekeren of hoogstens op afwijken de voorwaarden, zoals bijvoorbeeld een uitsluitingsclausule voor ongelukken aan u overkomen bij het gebruiken van een motor rijtuig". Op zijn beurt bracht de verzekerde naar voren dat hij toch te goeder trouw was ge weest omdat hij niet had kunnen bevroe den, dat zo'n veroordeling van belang was voor een ongevallenverzekering. De rechtbank stelde de verzekeraar echter

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 28