24
-XOoRi>rROMIN<-jS- EieifcTS woMlNCq
overheid en volkshuisvesting
vorm van object- en subjectsubsidiëring
voor.
Objectsubsidies
De overheid zal algemene objectsubsidies
toekennen voor woningen waarvan de hui
dige vraaghuur beneden de berekende
kostprijshuur van 6,5 van de stichtings-
kosten ligt (zogenaamde conditionele sub
sidies) en waarvan de stichtingskosten be
neden een bepaalde grens ligt. Zo zullen
objectsubsidies voor woningwetwoningen,
waarvan de aanvangshuur thans op 5 van
de stichtingskosten ligt, 1,5% van de stich
tingskosten gaan bedragen.
Naast deze objectsubsidies welke meer ter
ondersteuning van de exploitatie dienen,
stellen de bewindslieden een aantal ge
richte subsidies voor. De locatiesubsidie,
gericht op een betere samenhang tussen
volkshuisvesting en een ruimtelijk beleid,
dient ondanks hoge grondlasten toch be
bouwing mogelijk te maken, met name in
die gebieden waar de regering dit wense
lijk acht (gericht op de groeikernen). In dit
verband dient ook de subsidie voor infra
structurele voorzieningen te worden ge
plaatst.
Objectsubsidies zijn ook mogelijk in het
kader van de woningverbetering, wanneer
de kosten van verbetering, welke tot een
hogere kostprijshuur leiden, niet in de
vraaghuur kunnen worden doorberekend.
Subjectsubsidies
In het kader van het huurbeleid betreft het
hier individuele huursubsidie, daar waar het
inkomen van de huurder ontoereikend is om
een bepaalde huurlast te dragen. De norm-
huurquote die de verhouding tussen aan
vaardbare huurprijs en belastbaar inkomen
aangeeft, zal in dit verband bepalend zijn.
Deze normhuurquote wordt door de be
windslieden in 1975 gesteld op: 10% bij
het minimumloon, oplopend tot 18,8% bij
een belastbaar inkomen van f 25.000,De
door de bewoner te betalen huur wordt al
dus een echte inkomenshuur, waarbij de
werkelijke woonlasten van een individu
worden gekoppeld aan zijn inkomen.
De bewindslieden verwachten dat in 1975
ongeveer 250.000 mensen voor subsidies in
aanmerking komen.
De huurgewenningsbijdragen en bijzonder
aanvullende huursubsidies zullen blijven
bestaan, terwijl tevens een tegemoetkoming
in verhuis- en inrichtingskosten zal worden
gegeven, indien er sprake is van doorstro
ming.
Doorstromingsheffing
De tegenpool van de hier bovengenoemde
subsidiëring is de heffing die aan de bewo
ner in rekening zal worden gebracht indien
hij in een naar zijn inkomen gemeten te
goedkope huurwoning heeft. De motieven
voor een dergelijke doorstromingsheffing
luiden:
de noodzaak voor een gelijktrekken van
relatieve woonlasten
het gemeenschapsgeld dat de overheid
besteedt voor de totstandkoming van wo-
ningen met lage huurprijzen dient optimaal
effect te resulteren en
de verontrusting die bij velen bestaat in
de huidige situatie waarin het aanbod van
goede en goedkope woningen te klein is
voor het aantal woningzoekenden met een
laag inkomen.
Het doel van de doorstromingsheffing is het
bevorderen van de doorstroming ten be
hoeve van vooral de minder draagkrachtige
woningzoekenden. De bewindslieden stel
len zich voor in 1975 nog geen doorstro
mingsheffing in te voeren, in 1976 de hef
fing op 50 te stellen en in 1977 het gehele
bedrag van de heffing te vorderen.
De doorstromingsheffing is beperkt tot de
genen die boven de aanslaggrens van de
inkomstenbelasting liggen - het inkomen
van de werkende gehuwde vrouw blijft bui
ten beschouwing - alsmede degenen die
een huurprijs van minder dan 250,- per
maand betalen.
Eigen woningen zullen niet aan een door
stromingsheffing onderworpen zijn. De
doorstromingsheffing zal maximaal
1.600,- per jaar bedragen. Samen met de
betaalde huurprijs mag deze heffing 10%
van het belastbare inkomen niet te boven
gaan.
Bovenstaande schets van het huur- en sub
sidiebeleid heeft consequenties voor de fi
nanciering van huurwoningen. Daaraan zal
tegemoet gekomen worden door het ver
schaffen van garantie. In verband met de
van een aantal zijden naar voren gebrachte
wens voor een centraal financieringsfonds,
brengen de bewindslieden de hoge graad
van ontwikkeling van het bankwezen naar
voren, waardoor achter de wenselijkheid
van een dergelijk instituut grote vraag
tekens worden geplaatst. De indruk wordt
gewekt, dat dit niet noodzakelijk is. Wel zal
de samenwerking tussen de woningcorpo
raties worden bevorderd, maar dan gericht
op advisering en bemiddeling.
Het eigen woningbezit
In hoofdstuk V wordt een beschouwing
aan het eigen woningbezit gewijd. De be
windslieden streven naar een evenwichtige
bevordering van enerzijds eigen woning
bezit en anderzijds exploitatie van huur
woningen. ,,De eigen woning betekent voor
de mens onafhankelijkheid en verantwoor
delijkheid. Het verlangen naar zeggenschap
en zelfstandigheid is een goede voedings
bodem voor het eigen woningbezit", aldus
de bewindslieden.
De eigen woning zal voorts meer belang
stelling krijgen omdat het voor het individu
vaak nog slechts de enige mogelijkheid is
om zijn spaargelden te beschermen tegen
de geldontwaarding. Overigens wordt de
nationale spaarquote gunstig beïnvloed
door de spaarquote van grote groepen van
eigen woningbezitters. Een minder positief
aspect van het eigen woningbezit is de ge
ringere verhuismobiliteit, hetgeen het nood
zakelijk maakt te komen tot een verdere in
tegratie van wonen en werken.
Bij de gedachte rond het eigen woningbezit
moet het fiscale regime mede in beschou
wing genomen worden. Enerzijds is er het
huurwaardeforfait dat recht doet aan het
beleggingsaspect van de eigen woning,
anderszijds is er de aftrekbaarheid van
rente en andere lasten van hypothecaire
leningen. De regering overweegt niet in het
bestaande regime wijzigingen aan te bren
gen, hetgeen ongetwijfeld een belangrijke
stimulans voor het eigen woningbezit zal
betekenen.
Een belangrijk aspect, zonder welk van
eigen woningbezit geen sprake kan zijn,
betreft de financiering van de eigen woning.
Kopers van eigen woningen zullen in het
algemeen onvoldoende middelen hebben
om een woning contant te betalen. Daartoe
sluiten zij een hypothecaire lening bij een
van de vele hypotheeknemers. Om deze
wijze van financiering te vergemakkelijken,