17
afwegen van belangen
landbouw en
natuurbescherming
een nieuw evenwicht, waarin zowel aan de
economie van het grondgebruik als aan de
beleving van het landschap en zijn natuur
wetenschappelijke en ecologische beteke
nis recht wordt gedaan, op gang is ge
komen. De regering acht deze verbreding
en verdieping van het beleid met betrek
king tot het landelijk gebied van grote
waarde en zal haar naar vermogen stimu
leren."
Een drietal invalshoeken zal in de toe
komst dus in feite het regeringsbeleid ten
aanzien van de bestemming, inrichting en
beheer van het agrarisch gebied bepalen:
de landbouw, de belevingswaarde van het
landschap en de ecologische omstandig
heden.
De conflictstof ligt voor het oprapen.
De landbouw wenst ruimte voor een doel
matige inrichting ten behoeve van het
rationeel agrarisch gebruik.
De belevingswaarde van het landschap is
bij een zo groot mogelijke afwisseling in
het landschap gebaat; dus kleine percelen,
grillige perceelsgrenzen, veel variatie in
beplantingen, behoud van oude cultuur
landschappen en bedrijfsgebouwen. Ecolo
gische eisen, gericht op behoud van eco
systemen betreffen in het bijzonder het
economisch meer doelmatig aanleggen van
grenzen aan het beheer van de gronden,
het veiligstellen van natuurgebieden en
oude cultuurlandschappen.
In de Oriënteringsnota wordt als concrete
doelstelling van het ruimtelijk beleid voor
het landelijk gebied aangekondigd:
- ,,Het bevorderen van een zodanige in
richting, dat recht wordt gedaan aan de
bestaansmogelijkheden van de agrari
sche bevolking, het leefklimaat van de
plattelandsbevolking, de belevingswaar
de van het landschap, de natuurweten
schappelijke en ecologische betekenis
van het landelijk gebied en - nabij de
steden - aan de contrastwerking van de
open ruimte;
- het in stand houden van zo groot mo
gelijke verscheidenheid in het landelijk
gebied".
Voor de realisering van dit beleidsdoel zal
de nieuwe Landinrichtingswet een belang
rijk instrument moeten zijn.
Ook is het voornemen bekend gemaakt om
een planologische structuurschets voor het
landelijk gebied vast te stellen en een
structuurschema voor de landinrichting. De
structuurschets moet worden opgesteld
onder verantwoordelijkheid van de minister
belast met de ruimtelijke ordening, het
structuurschema onder verantwoordelijk
heid van de minister, belast met de land
inrichting.
Vooruitlopend op deze voor het landelijk
gebied belangrijke beleidsbeslissingen zal
een aantal beleidsnota's worden opgesteld.
Op korte termijn zijn te verwachten:
- een nota over de relatie tussen landbouw
en natuurbescherming. In deze nota zal
een pakket maatregelen worden aange
kondigd, dat in verband staat met het
veiligstellen van natuurgebieden en cul
tuurlandschappen;
- een interim-nota inzake de instelling van
landschapsparken.
Op wat langere termijn zal een structuur
visie over de landbouw verschijnen, waar
in door de Regering zal worden aange
geven welke ontwikkeling en beleidsdoel
stellingen in de komende jaren voor de
agrarische sector worden voorzien.
Het zal duidelijk zijn, dat deze studies voor
de toekomstige ontwikkeling van de agra
rische sector van het grootste belang zijn.
Terecht wordt in de Memorie van Toelich
ting bij de Landbouwbegroting 19741 ge
steld, dat „de ontwikkeling van de land- en
tuinbouw en het bestaan van hen, die in
deze bedrijfstak werken, in hoge mate
afhankelijk zijn van de ruimtelijke mogelijk
heden". En enigszins dreigend wordt daar
aan toegevoegd „Dit inzicht is van het
grootste belang bij de afweging van de
verschillende ruimtelijke belangen in het
landelijk gebied".
De minister stelt verder, dat „het beleid van
de landinrichting er op gericht is de ver
schillende - soms tegenstrijdige - belan
gen tot een synthese te brengen".
De land-, tuin- en bosbouw zullen - aldus
de minister - hun taak als beheerder van
grote delen van het landelijk gebied alleen
blijvend kunnen waar maken en tevens
peiler vormen voor een gezonde econo
mische en maatschappelijke ontwikkeling
op het platteland, indien zij, in relatie tot
de andere belangen, verantwoorde ont
wikkelingsmogelijkheden behouden. Zou
den in het algemeen belang in bepaalde
complexen zodanige beperkingen nood
zakelijk blijken, dat een normale econo
mische bedrijfsuitoefening niet meer mo
gelijk is, dan zullen hieraan adequate
schadevergoedingen verbonden -lienen te
zijn.
Deze passages zijn van grote betekenis
voor het uitgangspunt van het beleid voor
het landelijk gebied.
Een belangrijk punt is hoe dit beleid in de
praktijk gestalte krijgt. Het meest logisch
zou zijn, op grond van de concrete situatie
onderscheid te maken tussen gebieden, die
primair voor het economisch agrarisch ge
bruik worden ingericht en gebieden, waar
primair de landschapsbouw en natuur
bescherming aan zijn trekken komt. Een
dergelijke zonering werd bepleit in de
studie van de commissie inzake de ruil
verkaveling „Volthe de Lutte", een studie,
waarmee ook de Natuurbescherming zich
kon verenigen. Nu blijkt deze gedachte op
fel verzet te stuiten bij de Natuurbescher
ming.
In de brochure „Grenzen in zicht"2 wordt
het als een groot gevaar gezien, dat het
onderscheiden van de beide functies van
de landbouw: het produceren van voedsel
en van landschap3 leidt tot het scheiden
ervan in een produktie- en een landschaps-
landbouw.
1 Pag. 57 Memorie van Toelichting, Rijks
begroting 1957 Hoofdstuk XIV.
2 Pag. 75 „Grenzen in zicht": „Natuur en
Milieu" over de Oriënteringsnota Ruim
telijke Ordening. Reeks Natuur en Mi
lieu" nr. 3; uitgave Stichting Natuur en
Milieu, Amsterdam.
3 Pag. 63 Oriënteringsnota.