14 beleidsvoornemens studie wachten landbouwbeleid in de mist tuurpolitiek de Nederlandse regering de agrarische be drijfstak een steun in de rug geeft. In zijn Memorie van Toelichting heeft Minister Van der Stee een aparte paragraaf opgenomen met „beleidsvoor nemens"; het wordt op die manier de lezer van dit stuk, waarin het plechtstatige „ondergetekende" is vervangen door het meer directe „ik", gemakkelijk gemaakt de zoals gewoonlijk uitvoerige verslaggeving te scheiden van het geen de Minister als beleid wil presenteren. Uit de beleidsvoornemens is geen radicale afwijking van het tot nog toe gevoerde beleid af te leiden. Het beleid voor de landinrichting wordt voortgezet met iets minder accent op de ruilverkavelingen en meer aandacht - zij het nog niet erg concreet - voor landbouw in zijn functie van beschermer van het landschap. De Minister kondigt een studie aan voor een structuur visie voor de landbouw op langere termijn. Deze visie zou moeten dienen zowel voor de landinrichting als voor het beleid voor de bedrijfsontwikkeling. Daarbij heeft de Mi nister bijzondere aandacht gevraagd voor wat hij noemt de „middenbedrijven". Dit zijn volgens zijn omschrijving bedrijven die op het ogenblik nog een redelijk inkomen opleveren maar waarvan de bestaande bedrijfsopbouw onvoldoende waarborgen biedt voor voortzetting op lan gere termijn. Deze omschrijving laat nog ruimte voor uitleg: men mag ervan uitgaan dat het hier niet de ontwikkelingsbedrijven betreft die op het ogenblik in aanmerking komen voor een EG-rentesubsidie; veel zal afhangen van de inhoud van het begrip „redelijk" inkomen. Een ander probleem waarvan de oplossing naar een later tijdstip is verschoven, betreft de jongeren. De Minister constateert dat de financiering voor deze groep, vooral bij de bedrijfsovername, problemen geeft. Hij wacht echter, zo wordt gesteld, eerst het resultaat af van de studie commissie die het Landbouwschap voor dit onderwerp heeft ingesteld. Het Bestuur van het Landbouwschap heeft overigens deze commissie aangespoord om een interim rapport uit te brengen. Er is dus nog veel waarop gewacht moet worden. In het laatste deel van de weergave van de beleidsvoornemens stelt de Minister dat het niet meer goed mogelijk is door het markt- en prijsbeleid aan de agrarische beroepsbevol king in de Gemeenschap een redelijk inkomen te garan deren en dat het daarom nodig is dat het Brusselse instru mentarium „een zekere aanvulling" krijgt. Daarmede is men weer terug op het uitgangspunt van deze beschou wing: het Europese landbouwbeleid zonder dat overigens het inzicht is vergroot over de mogelijkheden tot wijziging ervan. Tijdens de eerste door hem geleide Centrale Kringverga dering vertelde mr. O. W. A. Baron van Verschuer, dat hij al van kindsbeen af onze organisatie kende. Zijn vader was voorzitter van een bank en de kassier kwam vaak over huis. Zijn vroegste herinnering daaraan wordt gevormd door de geluiden van een mishandelde automobiel. Die kassier had een auto gekocht, hetgeen in die dagen nog een koene daad was waarover in het dorp wel wat gezegd zal zijn. Rijden kon-ie echter niet zo best. Als hij 's avonds bij zijn voorzitter op bezoek was geweest en wegreed, ging dat dan ook met veel geknars en geloei gepaard. De beide jongens van de voorzitter luisterden vanuit hun slaapver trek verrukt en ademloos toe hoe het autootje werd ge maltraiteerd. Dat heeft zoveel indruk op de nieuwe voorzitter van de Raad van Toezicht gemaakt, dat hij het op die vergadering wel kwijt wilde. Daaruit kunnen we wel wat leren, want hoe kwetsbaar zijn we niet. Het is nu toevallig goed aangekomen, maar het had ook anders kunnen zijn. Als de nieuwe voorzitter nu ereis alleen ergernis had ge voeld bij het wegscheuren van die vervelende kassier en hoofdpijn had gekregen van dat geknerp in de versnel lingsbak? Nou, geloof maar niet dat-ie met zoveel en thousiasme en werklust onze organisatie was binnenge stapt. Wat we daaruit kunnen leren, vraagt u. Ja natuurlijk in de eerste plaats, dat elke kassier, pardon directeur, goed moet kunnen schakelen en geruisloos dient te kunnen wegrijden. Maar er is meer, want we leven in een glazen huisje met vliesdunne wanden. Loop eens met ongepoetste schoenen door het dorp en wellicht wendt zich walgend een toe komstig bestuurder van je af. Hard praten, tegen een leeg blikje schoppen, met de deuren slaan, de schoolmeester uitveteren, het kan allemaal tot gevolg hebben dat een toekomstige voorzitter zich vol afschuw van jou en dus van onze organisatie afkeert. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, dat is een cliché-uitdrukking die voor ons mis schien wel letterlijk geldt. Daaraan dacht ik ook, toen mevrouw Fretstraten met haar kleinzoontje de bank binnenstapte en dat kind me heel hard in mijn hand beet. Ik gaf geen kik. Ik kijk wel uit, want over pak weg dertig, veertig jaar is hij misschien voorzitter. Maar dan alleen omdat ik zo manmoedig de kre ten van pijn wist te onderdrukken en tegen z'n oma zei: Wat een lief knulletje is dat nou toch, mevrouw. Doch 's avonds toen ik nog even langs de voorzitter en de secretaris moest met een paar stukken, schakelde ik erg slecht met mijn gezwollen en pijnlijke rechterhand. In de stille, al wat vries- koude avond klonk het gekners en geraas hinderlijk hard door de stille straten. Wie weet, wie er naar heeft liggen luisteren in zijn warme en behaaglijke bed? Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 16