nog eens:
spaar
aftrek
regeling
7
In de Zandloper" van 74/8 heb ik
het idee geopperd van een „spaar-
aftrekregeling", die de vorm van een
soort volksspaarregeling" zou kunnen
krijgen. Mijn voorstel - ik noem het liever
een idee, want het kon in dat stadium nog
moeilijk in al zijn consequenties worden
overzien - heb ik bewust in zo eenvoudig
mogelijke vorm gebracht. In die zin blijkt
het echter velen te hebben aangesproken,
getuige de belangstelling die er voor, ook
in de pers, aan de dag is getreden. De
gedachte vond op het eerste horen weer
klank: een spaarregeling met vrijheid van
deelname op zeil te bepalen moment, met
vrijheid van opname, met fiscale aftrek en
fiscale belastbaarheid in zeil te kiezen ja
ren en bovendien met zodanige maxima
per jaar en per totaal, dat deelname voor
de overgrote meerderheid van de bevol
king toegankelijk zou zijn.
Ik waarschuwde er reeds voor, dat bij na
dere uitwerking enorm veel overhoop ge
haald zou moeten worden. Je hoort wel
zeggen „ideas have legs", d.w.z. zij gaan
een eigen leven leiden en kunnen op eigen
benen een heel eind komen. Heel juist,
maar de tijd moet leren of een idee echt
goed is, kan groeien en de obstakels op
zijn weg door aanpassing kan overwinnen.
In ieder geval, hoe het ook moge uitpak
ken, de kern van het idee is goed overge
komen. Dat was de wens om naast de van
ouds bekende bijzondere fiscale regelingen
voor bepaalde vormen van levensverzeke
ringen, ook een vorm van gewoon" spa
ren fiscaal te bevorderen. En dan liefst
voor een zo groot mogelijke groep van de
bevolking. Natuurlijk, men kan in deze
trant ook andere methoden bedenken dan
ik gedaan heb. Nu de algemene opinie
daar open voor blijkt te staan, lijkt het
goed dat het kernonderwerp in de toe
komst verder wordt uitgediept.
Ondertussen kunnen we in dit num
mer „enige kanttekeningen" lezen,
die de heer Blok bij de spaaraltrek-
regeling maakt. Mijn collega gaat uit van
de regeling, zoals die in brede trekken in
het augustusnummer geschetst is en denkt
deze in een aantal gevolgen door. Ik vind
het een zeer waardevolle bijdrage aan de
discussie, \Ne zien al direct dat de vraag
vóór of tegen niet maar een zaak van zwart
of wit is, maar een zoeken van een weg
tussen mogelijkheden en moeilijkheden. Ik
vermoed, dat hetzelfde zou zijn ervaren
als het onderzoek zich nog over andere
terreinen had uitgestrekt, die de heer Blok
in zijn studie niet heeft kunnen bereiken.
Het is nu eenmaal zo: alleen Gordiaanse
knopen mag je doorsnijden, de andere
moeten worden ontward.
Een enkele korte kanttekening ver
oorloof ik mij bij die van de heer
Blok. Hij kijkt voor de individuele
spaarder naar het „break-even point", dat
afhankelijk is van het marginale belasting
tarief ten tijde van de toekomstige opname,
waarbij hij er van uit gaat dat het aanvan
kelijke bij de inleg genoten belastingvoor
deel additioneelwordt gespaard. In een
studie is voor deze methode van benade
ring zeker plaats. Zal echter de individuele
spaarder ook zo redeneren? Zal deze niet
veeleer de gelegenheid aangrijpen om nu,
met belastingaftrek, een bescheiden potje
te vormen, dat hij in het diepvriesvak van
zijn ijskast laat liggen? Dat hij in de toe
komst in een hoger marginaal tarief zal
vallen, zal hem niet verontrustenintegen
deel, hij zal het toejuichen omdat dan zijn
inkomen ook omhoog moet. Hij kan en
durft er echter niet (vast) op te rekenen,
omdat nu eenmaal ook zijn toekomst niet
zeker is. Daarom nu dit extra-appeltje in
het diepvriesvak en ondertussen - liefst
additioneel- doorgaan met het gewone
sparen van alle dag.
Zo heb ik mij de reactie voor de spaarders
gedacht. Niet alleen van kleine zelfstandi
gen en 50-plussers - al zijn die al belang
rijk genoeg - maar ook van jonge spaar
ders en anderen die een hogere schijf in
het vooruitzicht hebben. Daarom heb ik
juist voor betrekkelijk kleine bijdragen ge
pleit, die men echt kan wegleggen. Het is
echter goed, dat de heer Blok ook de an
dere kant van de medaille laat zien. In ie
der geval is gedrag van (groepen) spaar
ders moeilijk te voorspellen, zo b.v. ook de
vraag in hoeverre het belastingvoordeel
additioneel zal worden gespaard. Je zou
daarin een terrein kunnen zien voor col
lectieve spaarprogaganda, net als bij de
de Zilvervloot.
De kanttekeningen wijzen er terecht
op, dat het idee afhankelijk is van
de vraag of de fiscale aftrek moge
lijk zal worden terwijl eveneens opgemerkt
wordt, dat de regeling aantrekkelijker
wordt als ook bij de opname fiscale faci
liteiten mogelijk zijn. In dit verband wil ik
het lange termijn karakter van de regeling
onderstrepen, leder houdt de vrijheid om
ook op korte termijn, zeg binnen 5 jaar,
bedragen op te nemen, die alsdan normaal
fiscaal belast worden. De staat heelt dan
enkel uitstel van belasting verleend, wat
ik als offer van het stimuleren van bespa
ringen zou willen verdedigen. Na vijf jaar
zou er echter bij opname een speciaal ta
rief toegepast kunnen worden. Ik denk b.v.
aan een analogie met de niet minder dan
25 en niet meer dan 50 procent" regel van
art. 57 Wet op de Inkomstenbelasting. Het
lange termijn karakter is m.i. reeds inhe
rent aan de regeling, denk aan het diep
vriesvak, maar zou door zo n fiscaliteit
heel sterk naar voren komen. Het moet,
dunkt mij, niet moeilijk zijn de regeling
door modificaties zo nodig nog meer op
de lange termijn toe te spitsen.
Of het idee benen heeft om het ver
der te dragen, zal de toekomst le
ren. Je raakt een zó dynamisch en
gecompliceerd vraagstuk, schrijft de heer
Blok, dat niet een, twee, drie een afgerond
oordeel te geven is Dat had ik ook niet
anders verwacht.
J. R. H.