wob
wob
4
voorzitter van de bankiersvereniging, dr. A.
Batenburg, maande de overheid tot terug
houdendheid ten aanzien voor deze plan
nen. Bankdiensten in allerlei schakeringen
worden thans op adequate en verantwoorde
wijze door het particuliere bankwezen in zo
ruime mate ter beschikking gesteld, dat het
optreden van de overheid niet gemotiveerd
kan worden vanuit de noodzaak om de con
currentieverhoudingen in het bankbedrijf te
verbeteren.
Dit argument is met andere vorig jaar in
onze nummers 73/5 en 73/8 reeds tegen de
Postbank-plannen aangevoerd.
Interessant was, dat minister Duisenberg
van Financiën de volgende spreker op
deze bijeenkomst eveneens zijn mening
over de Postbank gaf. De minister liet er
geen twijfel over bestaan, dat hij volledig
achter de Postbank-plannen staat. Hij acht
een versterking van de R.P.S. en de
P.C.G.D. gewenst, opdat deze instellingen
hun concurrentiebevorderende invloed kun
nen blijven uitoefenen ten behoeve van alle
afnemers van bankdiensten. Anders gezegd,
naar de woorden van de minister: concur-
rentiebevordering door een overheidsbank
is nuttig en nodig. Daarbij werden twee
wijzen genoemd waarop de overheid de
concurrentie kan bevorderen, nl. door
rechtstreeks ingrijpen dan wel langs de
„marktconforme" weg van een overheids
bank. Minister Duisenberg geeft de voor
keur aan de laatste weg.
Het is duidelijk, dat deze redenering afwijkt
van hetgeen de voorzitter van de bijeen
komst zo juist gezegd had. Ook wij kunnen
de minister in dezen moeilijk volgen, want
hij steunt daarbij op de stelling dat concur-
rentiebevordering in de huidige omstandig
heden in ieder geval geboden is. Nu kan en
hoeft een minister in een voordracht natuur
lijk zijn hele betoog niet met bewijzen te
staven, maar juist deze uitgangsstelling
hadden wij graag nader gemotiveerd ge
zien. Van de zijde van de bankiersvereni
ging evenals onzerzijds is immers naar
voren gebracht, dat het bankwezen in al
zijn vormen en onderdelen zijn taak goed
vervult, en dat er genoeg, misschien zelfs
meer concurrentie is. Een mening, die voor
zover wij weten, door niemand wordt be
streden en die ook door de minister niet is
aangevochten.
Wij zouden haast, enigszins wijsgerig willen
zeggen: de conclusie van de minister is
duidelijk, maar de premisses, waarop hij
moet steunen om een echte sluitrede te
vormen, zijn in het vage gebleven. Vanuit
de premisses van de banken is de conclu
sie in ieder geval niet te trekken.
Zijn andere argument ontleende de minis
ter aan het feit, dat de R.P.S. en de P.C.G.D.
ruim 5 miljoen cliënten hebben. Deze heb
ben aanspraak op een volledige bancaire
dienstverlening bij deze instellingen. In
onze uitgave van 73/8 hebben wij reeds
aangegeven, waarom wij dit argument on
voldoende achten.
Een groot deel van de bedoelde cliënten
heeft immers, heel normaal, tevens een re
latie met een andere bank, terwijl het ove
rige deel niets in de weg staat om zich voor
financieringsbehoeften of voor welke an
dere diensten ook tot een van die andere
banken te wenden. Daarvoor zijn die ban
ken er juist!
Zeer belangrijk vinden wij, dat de relatie
tot de staat volgens minister Duisenberg
niet tot bevoordeling van de nieuwe over
heidsbank mag leiden.
Dat heeft zeker onze volledige instemming
en wij zijn blij dat de minister dit duidelijk
heeft gezegd. Helemaal gerust zijn wij daar
echter niet op, want de figuur van de over
heidsbank heeft per definitie reeds kenmer
ken die hem toch wel tot een hele vreemde
eend in de bijt van de concurrentieverhou
dingen maakt.
Aan het slot van zijn toespraak maakte de
minister nog een opmerking, waarvan wij
met grote instemming hebben kennis ge
nomen. Hij deelde zijn voornemen mee om
in het licht van de zorg voor een gezonde
mededinging in het bankwezen, binnenkort
met de banken overleg te plegen over de
kredietverlening met staatsgarantie aan het
midden- en kleinbedrijf. Evenals de minister
houdt ook ons dit onderwerp reeds geruime
tijd bezig. Daarvoor mogen wij verwijzen
naar hetgeen wij in de laatste maanden ge
schreven hebben naar aanleiding van de
door ons ingevoerde bijzondere financie
ringsregeling die gegarandeerde midden
standskredieten mogelijk maakt. Onnodig
te zeggen, dat wij op dit punt de gezonde
mededinging in het bankwezen voor ver
betering vatbaar achten.
Wij zijn daarom verheugd met het door
minister Duisenberg in het vooruitzicht ge
stelde overleg.
S.S.R.: GOED BEGIN
De eerste inzamelingsactie van de Stich
ting Steun Rabobanken is nog wel niet
helemaal afgesloten, maar heeft toch al
een behoorlijk resultaat gehad Per eind
augustus was van 500 banken rond
362.000 - ontvangen. Dat betekent dat na
verdubbeling van dit bedrag door de Cen
trale Bank 724.000,- ter beschikking van
de S.S.R. is gekomen.
Zo men weet konden de banken bij hun
gift de bestemming aangeven: voor het
binnenland of voor het buitenland. De eer
ste ervaring wijst op een vrij evenwichtige
verdeling, al ligt het buitenland met
45.000,- meer een neuslengte voor. De
meeste banken hebben er geen probleem
van gemaakt en hun geld fifty-fifty over de
twee bestemmingen verdeeld.
Het bestuur van de S.S.R., dat onlangs
weer vergaderde, heeft zeker geen gebrek
aan steunaanvragen. Vooral wat het bui
tenland betreft zijn er tal van contacten,
die al gelegd zijn door de twee voorgan
gers, de Utrechtse Stichting 150 Jaar Raif-
feisen en de Eindhovense Stichting Inter
nationale Ontwikkelingshulp door Boeren
leenbanken. Voor verschillende kleinere
en grotere projecten in Afrika, Zuid-Ame-
rika en Azië heeft het bestuur van de S.S.R
inmiddels dotaties bestemd. Sommige aan
vragen zijn afgewezen en in enkele andere
gevallen is het wachten nog op de gebrui
kelijke externe adviezen van deskundige
instanties. Dit laatste wijst er al op, dat het
bestuur beslist niet over één nacht ijs
gaat met zijn beslissingen Alle aanvragen
worden, vóór zij toegewezen worden, zorg
vuldig doorgelicht, waarbij vaak de advie
zen van deskundige personen en instanties
worden ingewonnen. De S.S.R. weet waar
aan gegeven wordt! Over de binnenlandse
besteding is nog geen beslissing genomen.
Het is hier niet de plaats om op de recent
door de S.S.R. ondersteunde projecten in
te gaan. Wij hopen dat later, al dan niet
samenvattend nog wel eens te doen en ho
pen dan vooral ook een aantal reacties te
kunnen publiceren, waaruit blijkt hoe het
geld zijn nut heeft gehad.
Maar of nu een opleidingscursus van een
jonge credit-unionorganisatie gesteund
wordt dan wel een bijdrage van 2.000,
gegeven wordt voor de bouw van twee
bruggen tussen een aantal kampongs in
Tumbang Titi in Indonesië, we kunnen er
zeker van zijn dat ons geld voor de be
trokkenen figuurlijk goud waard is.
In dit opzicht verwijzen wij naar hetgeen
elders in dit blad verteld wordt over de
inzet waarmee de Afrikanen in hun we
relddeel aan het coöperatieve spaar- en
kredietwezen werken. „Wit om te oogsten"