(wat ons bezighoudt] wob 2 MILJOENENNOTA I Op Prinsjesdag is de Rijksbegroting voor het dienstjaar 1975 aan de leden der Sta- ten-Generaal aangeboden. Als toelichting op de Rijksbegroting verschenen tege lijkertijd de Miljoenennota 1975 en de Ma cro-Economische Verkenning 1975. Uit de Miljoenennota blijkt dat de overheids uitgaven volgend jaar 62,8 miljard bedra gen tegen 50,5 miljard op de ontwerp begroting 1974. De ontvangsten stijgen van 49,0 miljard dit jaar tot 58,2 mil jard volgend jaar. In percentages uitge drukt is dit een stijging van de uitgaven met 23 en van de ontvangsten met 19%. Het begrotingstekort, dat op de ont werpbegroting 1974 nog 2,0 miljard be droeg, zal in 1975 (op transactiebasis) 4,6 miljard bedragen. De stijging van de overheidsuitgaven is voor tweederde gedeelte nodig voor het betalen van extra-kosten als gevolg van de opgetreden loon- en prijsstijgingen. Slechts een derde deel is een reële toe name van de uitgaven. De volume-stijging van de uitgaven is 8 waardoor de begroting expansief werkt, omdat het na tionaal inkomen reëel maar 4,3% stijgt. De ontvangsten stijgen vooral door een grotere opbrengst van het aardgas, wat men om begrotingspolitieke redenen niet- belastingmiddelen noemt, terwijl het in feite accijnzen zijn. Het totale begrotingstekort, wat overigens maar f 1 miljard hoger is dan het tekort over 1974 volgens de jongste gegevens, heeft kunnen stijgen door enerzijds de in voering van een nieuwe berekening van de begrotingsruimte en anderzijds een extra verhoging van die ruimte. Werkte men tot op heden met de zogenaamde Zijlstra- norm, waarbij bijvoorbeeld de uitgaven als gevolg van salarisverhogingen van ambte naren buiten de begrotingsruimte vielen, thans wordt de „totale nominale ruimte" berekend. Uitgaande van de in de Macro- Economische Verkenning berekende 13% loonstijging in 1975, 8,5% prijsstijging, 4,3% reële stijging van het nationale in komen en een progressiefactor van 1,16 wordt de toename van de belastingont vangsten in 1975 berekend. Hierbij worden de niet-belastingontvangsten opgeteld en aldus is de beschikbare ruimte voor de toename van de overheidsuitgaven en/of verlaging der belastingen bepaald. Boven dien is de ruimte extra opgeschroefd, omdat er een groot betalingsbalansover schot 4,25 miljard) wordt verwacht. Gegeven dit overschot, mag de overheid dan weer meer tekort komen, om zodoen de te bereiken dat de spaaroverschotten of -tekorten van de particuliere sector, de sector buitenland en de overheid elkaar in evenwicht houden. Hierbij moeten we wel bedenken dat de onderbesteding in Ne derland minder groot is, dan uit het be talingsbalansoverschot blijkt, daar dit overschot louter een gevolg is van de verkoop van aardgas. Het genoemde be grotingstekort bedraagt op kasbasis, dat wil zeggen kijkend naar het moment dat het geld de schatkist in- of uit gaat, 3,8 miljard. Wanneer men rekening houdt met een te kort van het Gemeentefonds van 0,25 mil jard, resulteert een financieringssaldo van I 4 miljard. Hiervan wordt 3,2 miljard on derhands geleend bij het Algemeen Burger lijk Pensioenfonds. Het niet geringe restant van 800 miljoen wordt gefinancierd via staatsleningen of de plaatsing van netto vlottende schuld, (dat wil zeggen uitgifte van schatkistpapier of geldschepping) af hankelijk van de conjuncturele situatie en de rentestand. Gezien de behoefte van het bankwezen aan schatkistpapier, mag worden ver wacht dat in deze behoefte dan ook kan worden voorzien. Helaas zullen alle cijfers nu al herzien moeten worden, daar de voorgestelde steunmaatregelen aan de boeren het prijspeil in Nederland 0,4% zullen doen stijgen. Dit veroorzaakt tevens een verandering van de berekende (ge- indexeerde) „totale begrotingsruimte" voor de overheid. In het komende nummer van dit blad zullen wij de Miljoenen nota 1975 nader bespreken. A.N.V.R. Zoals reeds in Rabobank 6/7 werd ver moed, werd op 10 september 1974 door de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisbureaus geweigerd ons als volledig lid toe te laten. Over ons beroep tegen de afwijzing werd door de commissie van ad vies van de A.N.V.R. een negatief oordeel uitgesproken, hetgeen door de Algemene Vergadering van de A.N.V.R. werd be krachtigd. Door drs. J. A. van Ogtrop, lid van de hoofddirectie, werd in een toespraak aan de Algemene Vergadering der A.N.V.R. op genoemde datum nogmaals duidelijk on derstreept, dat wij, thans nog evenals bij de aanmelding als aspirant-lid in 1971, dezelfde doelstellingen voorstaan en ons gaarne inzetten voor mogelijke verbeterin gen in de Nederlandse reiswereld. Het ar gument van de A.N.V.R., dat niet bekend was dat toelating van de Rabobanken het aantal verkooppunten zou verdubbelen, is niet steekhoudend. Dezerzijds is name lijk bij de aanvraag duidelijk gezegd, dat alle Rabobanken vrij waren om de verkoop van reizen in hun dienstenpakket op te nemen. Momenteel verkopen 1000 Rabo banken met 2400 vestigingen reizen. De bewering dat de banken activiteiten zou den ontplooien daar waar de reisbureaus reeds voldoende zouden zijn vertegen woordigd, wordt door de cijfers gelogen straft. Op het platteland en het verstedelijkt plat teland is 16% van de reisbureaus geves tigd tegenover 70% van de Rabobanken. Door deze Rabobanken werd in 1973 68% van het totaal door Rabobanken verkochte aantal reizen omgezet. Derhalve hebben de verkopen door de Rabobanken op het plat teland en op het verstedelijkt platteland wezenlijk bijgedragen tot een verbreding van de markt. Ook een door de heer Van Ogtrop voorge stelde status quo voor twee jaar werd door de Algemene Vergadering der A.N.V.R. verworpen. Wij hebben altijd de bedoeling gehad ons positief op te stellen ten opzichte van de Nederlandse reiswereld (en doen dit nog steeds!) en betreuren deze gang van za ken dan ook ten zeerste. Tot heden hebben wij ons steeds aan de doelstelling van de A.N.V.R. geconfor meerd. Deze heeft sinds haar oprichting in 1966 veel verbeterd in de onoverzichte lijke en soms ongewenste toestanden, die in de reiswereld bestonden. Noodzakelijk is het lidmaatschap echter niet. De A.N.V.R. zal aan de touroperators, waar mee wij werken dispensatie moeten ver lenen. Wij hebben met nagenoeg alle touropera tors, waarvoor de Rabobank bemiddelt een gesprek gehad waarin ons werd verzekerd dat ongeacht de uitspraak van de A.N.V.R. de houding t.a.v. onze organisatie onge wijzigd zal blijven. Aangezien de touroperators dispensatie moet worden verleend, blijft het A.N.V.R.- garantiefonds ook van toepassing op de touroperator. Indien een reisorganisatie in economische moeilijkheden mocht komen, dan garandeert dit fonds de normale uit voering van de vakantiereis of de volledige

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 4