in woorden en miljoenen rom klagen </<e boeren We Welvgzrthhtzq t 38 k)P leyer» iw g|\em^j m een uit onze historie vergeten. Zijn salaris steeg niet veel, maar wel regelmatig. In 1913 hield de Eerwaarde Heer Savney (adviseur van de bank) vóór de bestuurs verkiezing een gloedvolle rede. „Van een goed Bestuur der Leenbanken en Boerenbonden hangt het wel en wee af van landbouwers en veehouders." Dat kon wel waar zijn, maar toch en „intus sen zonder acht te slaan op de waar schuwing van de Directeur voorzitter van het bestuur) ging opeens een vierde der leden huiswaarts en nam geen deel aan de stemming". Dat was werkelijk onheus en teleurstellend, ook voor de spreker. Maar de vertrekkenden werden geacht toch hun stemmen te hebben uitgebracht. Immers zij hadden verkondigd: „de oude leden zijn ons goed". Dus waren voor de verkiezing voldoende stemmen uitgebracht. Waar of niet? Wel werd later een boetebeding ingevoerd wegens te vroeg vertrekken, waarmee ook die kans op een vrije avond was verkeken. Enige tijd daarna werd de boete verhoogd tot 25 cent. „Verschoning indienen komt niet meer in aanmerking, tenzij voor ziekte". Doch aan de vrouwelijke leden werd voor iedere vergadering verschoning toegestaan. Een zeker chauvinisme kan niet over het hoofd worden gezien, waar men zichzelf (als jongste bank) niet wilde zien als con current van andere banken die „vaak veel minder solide waren" en waarvan het lid maatschap schade zou toebrengen aan de evennaaste. Een fraude bij een zusterbank was natuur lijk koren op de molen van de tegen standers daarom vroeg de adviseur met veel drang om „onze schone instelling" toch maar te blijven steunen. Die fraude was gauw vergeten want in 1914 beweerde dezelfde adviseur „Ik wil u zeggen dat uw geld op de Boerenleenbank veilig is, want door de steun en scherpe controle van de Centrale Bank zal een plaatselijke bank nooit haar soliditeit verliezen". De sterke binding tussen Bank en Bond bleek in 1917/1918 want toen werd een deel van de winst bestemd voor aankopen van een korenzaaimachine en een stamboek stier, vergezeld door een hoogwaardige bok. In 1937 werd de zeer bescheiden Joh. v. Geffen gehuldigd, omdat hij al vanaf de op richting aan de bank verbonden was, waar van 25 jaar als „directeur". Met hem verdween de laatste der oude be stuurders onder dank voor al wat hij in die vele jaren „zo geheel belangeloos voor onze organisatie (d.w.z. Ammerzoden) heeft verricht." Die trouw is in onze grote organisatie ge lukkig niet verdwenen. Zou dat wel het ge val zijn, dan zouden we niet gebleven zijn, wat we zijn, nl. de erfgenamen van de idealen van Vater Raiffeisen. wordt vervolgd. In de afgelopen maand augustus heb ben zich bij de ontwikkeling van mid delen en uitzettingen de tendensen van de laatste maanden voortgezet. De groei van spaargelden, eigen de posito's en doorgegeven deposito's te zamen is groter dan in de overeen komstige maanden van 1973 en 1972. Bij een vergelijking met 1973 dient men evenwel te bedenken dat in augustus van dat jaar de terugval in de spaar- aanwas is begonnen; een vergelijking met 1972 geeft dan ook een duidelijker inzicht. De tegoeden op privérekenin- gen namen in augustus sterk toe. Daartegenover stond een sterke daling van de saldi op zakelijke rekening courant. De belangrijkste oorzaak hier voor moet evenals voor de sterke stij ging van de uitstaande debetsaldi, worden gezocht in de ontwikkelingen bij de agrarische bedrijven en bij het overige midden- en kleinbedrijf. De groei van de leningen bleef, hoewel groter dan in de beide voorgaande maanden, achter bij het normale beeld. De beschreven ontwikkeling had tot gevolg dat de liquiditeitspositie van de gezamenlijke aangesloten banken een verkrapping onderging, die overigens grotendeels moet worden toegeschre ven aan de invloed van het seizoen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 40