37
ammerzoden
Kasteel Ammersoyen: zeven eeuwen ge
schiedenis.
den en moet het bestuur toezien dat de
voorschotten alleen aan oppassende le
den en tot werkelijke verbetering van hun
bedrijf gegeven en besteed worden. Het
moet dus weten, voor welk doel het ge
leende geld wordt gebruikt en op dat ge
bruik toezicht houden."
Dat kón nog in 1923!
Wij bevinden ons op zeer oud land met alle
kenmerken daarvan. Het is dan ook niet te
verwonderen dat Well en Ambersoy reeds
omstreeks het jaar 1000 in documenten
werd genoemd en dat het trotse kasteel
„Ammersoyen" reeds vóór 1280 bestond.
Het is dan ook niet te verwonderen dat deze
plaats herhaaldelijk oorlogsgeweld over
zich heen voelde gaan. De ruïne van de
door de Fransen verwoeste kerk herinnert
hier nog aan en de lidtekens van de laatste
oorlog zijn nauwelijks genezen. Hetzelfde
lot van andere stadjes en dorpen spaarde
ook Ammerzoden niet.
„Een palmboom groeit onder druk". Dat is
ook inderdaad toepasselijk op de mense
lijke veerkracht die door alle tegenslagen
steeds sterker schijnt te worden.
Ook Ammerzoden gaf niet toe aan vele
tegenspoeden. Thans is de teelt van aard
beien, fruit en champignons zeer belang
rijk. (De voor-oorlogse mandenmakerijen
zijn verdwenen).
Velen van de ongeveer 4000 inwoners wer
ken in industrieën buiten de gemeente. Dit
doet aan de onderlinge band niet veel af
breuk. Het verenigingsleven (ongeveer 70
verenigingen!) getuigt daarvan.
Tb. meent, waarschijnlijk niet ten onrechte,
dat het in Ammerzoden en Well goed toe
ven is.
Hier werd op 4 december 1905 op voorstel
van pastoor Gevers een Boerenleenbank
opgericht.
Het is voor Terublikker wel prettig dat hij
de beschikking kreeg over uitvoerige notu
len. Wat daarin is opgetekend, geeft, en dat
is een ervaringsfeit, ook een beeld van de
instelling en de activiteiten van bestuurders
en leden van andere banken en van de
christelijk-humane signatuur daarvan.
Bij deze notulen behoeft Tb. echter niet
„tussen de regels" te lezen. De regels zelf
zijn duidelijk genoeg.
Van de zo juist opgerichte bank werd Pater
Terstappen de eerste kassier.
De eerste jaren waren niet zo heel erg ge
makkelijk. Men ondervond nogal veel tegen
werking, juist van personen die men graag
als lid wilde inschrijven.
In de beginjaren vooral was een bijzonder
voorzichtig beleid nodig, ook al om de te-
genwerkers geen voet aan de grond te
geven. Zo werd een lening verstrekt onder
persoonlijke borgstelling van 10,voor
de aankoop van een varken. Dat bedrag
moest wel binnen een jaar worden afge
lost. Voorzichtigheid is immers de moeder
van de porseleinkast?
De boeken en bescheiden over 1906 bleken
puik in orde te zijn en dus werd een voor
stel om bestuur en kassier te ontlasten met
algemene toejuiching aangenomen.
Op diezelfde vergadering hield pater Stule-
meuer uit het klooster te Megen een schone
voordracht op ernstige en luimige wijze
over de noodzakelijke deugden van spaar
zaamheid en matigheid.
Van de boetes voor niet te verontschuldigen
afwezigheid op vergaderingen werd een
apart „potje" gevormd, vermoedelijk be
stemd voor extra-bancaire activiteiten.
Kassier pater Terstappen werd tot hoger
waardigheid geroepen en opgevolgd door
pater Verhoysen die ook het sparen door
kinderen en dienstboden en de zo nodige
zuinigheid en wering van drankmisbruik
schone deugden vond.
Deze moest in 1909 fel protesteren tegen
geroddel jegens de bank. Immers zelfs de
Heer Inspecteur had de toestand van de
bank gunstig genoemd? Daarmee zal de
mond van de kwaadsprekers wel gestopt
zijn.
Er werd een winst gemaakt van ruim
331,en daarom stelde de voorzitter van
het bestuur voor, hiervan iets af te nemen
om op de bloei van de Leenbank een glaas
je te drinken.
„Niemand bracht daar moeilijkheden tegen
in". Het glaasje werd, voor eigen rekening,
vergezeld door meerdere „glaasjes" in een
gezellige na-praat.
(Tb. meent hier een frappant staaltje van
ongeoorloofde winstverdeling te consta
teren!).
Gelukkig werd ook de ijverige kassier niet