36
uit onze historie
tussen Loevestein en Rossum, Zaltbommel
en Hedel.
In weerwil van de bedijkingen die reeds om
streeks 1200 begonnen, kwamen tussen
omstreeks 1600 en 1870 20 zware dijkbreu
ken voor. De steeds meer inklinkende kom-
gronden stonden tot nog niet zo lang ge
leden voor een groot deel van het jaar
blank.
Daartegenover waren de rivieren belang
rijke handelswegen waar o.a. Zaltbommel
als handelscentrum van profiteerde.
Geldersen en Brabanders, Spaansen en
Staatsen, Fransen en ook de oorlog van
1940 tot 1945 eisten een hoge tol aan oor
logsgeweld, plunderingen, roof, moord,
brandschattingen en verwoestingen.
Het land van Heusden en Altena vindt men
tussen de Biesbos en Veen en tussen Wou-
drichem en Heusden. Ook hier vormden de
grote rivieren zowel levensaders als levens
bedreigers.
De heer Jac. v. d. Pol beschreef (en dat was
slechts één voorbeeld van zijn bewonde
renswaardige activiteit) de historie in zijn
boekje: „Bijdrage tot de geschiedenis van
Het Land van Heusden en Altena en de
Bommelerwaard".
In een artikel in het blad „De Nederlandse
Gemeente" van 6 oktober 1950 spreekt men
van dit gebied als een vergeten land tussen
de rivieren en een geïsoleerd en onbekend
landbouwgebied.
Tot eind 1421 (de grote Elisabethvloed)
maakten deze landstreken deel uit van de
Grote- of Zuidhollandse Waard waarvan de
dijk van Woudrichem over Sleeuwijk, Wer
kendam, Dordrecht, Strijn, Willemsdorp,
Zwaluwen, Geertruidenberg en Heusden
liep. In november/december 1421 werd dit
land verzwolgen door het hoog opgejaagde
water.
(Zijn de vele verschillende dialecten wel
licht het gevolg van grote geïsoleerdheid
waardoor de gesproken taal „een eigen
weg" ging?)
Na talloze oorlogsbeproevingen werden de
Bergse Maas en de Amer in 1944 ook nog
frontliniegebied.
Nieuwe verbindingswegen en ontwikkelin
gen, maar ook de overal zichtbare bereid
heid om oude cultuurschatten te behouden,
maken dat talloze van deze landen niet
meer vergeten en niet meer onbekend zijn.
In de Bommelerwaard gaan wij op bezoek
in Zaltbommel, Ammerzoden en - zijde
lings - in Brakel. In het land van Heusden
en Altena zijn dit: Veen, Woudrichem, Alm-
kerk, Werkendam en Heusden.
Zaltbommel, een zeer oude „nederzetting",
verkreeg als eerste en enige in de Bomme
lerwaard reeds in 1231 stadsrechten. Eer
tijds een Hanze-stad en nu nog in het be
zit van een groot aantal historische gebou
wen, ging de betekenis later achteruit. De
grote verkeersstroom gaat nu niet meer
door, maar langs de stad.
Aan deze situatie past men zich echter
energiek aan.
Uit wat de heer Hoop mededeelde en in de
notulen van de bank te lezen is, ontwik
kelde zich het volgende beeld.
De bank werd, op instigatie van de Gel-
dersch-Overijsselsche Maatschappij van
Landbouw, in 1915 opgericht.
Alhoewel nog niemand bepaald op de hoog
te was van de bewerking van een boeren
leenbank, werd toch het modelreglement
van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-
bank maar aanvaard. Ervaring zou dan wel
de juiste weg wijzen.
Als eerste kassier in het zeer grote werk
gebied werd J. W. den Treffer benoemd op
een jaarsalaris van 50,Hij liet daar
voor een bestuursfunctie varen. Dit leek
hem mooier. Wij kunnen ons thans he
laas nauwelijks meer voorstellen hoe
gemoedelijk, rustig en vol vertrouwen men
met elkaar omging. Vergat de kassier eens
een zitting (want hij babbelde graag af en
toe met iemand) dan werd hij wel opge
trommeld met een: „Treffer kom mee, want
ze zitten te wachten".
Had eens iemand wat teveel geld op zak,
dan werd dat onderweg soms overgeheveld
in de jaszak van de kassier.
De „controle sloot zelden" maar niemand
kwam ooit iets te kort (behalve de kassier
dan misschien).
Er was dus hoegenaamd geen enkele reden
om de kassier niet te bedanken en te prij
zen voor zijn accuraat beheer. Alles is im
mers betrekkelijk?
In weerwil van het grote werkgebied bleef
de bank gedurende lange tijd toch gering
in omvang. Nog in 1930 was het aantal pos
ten niet groter dan 700 en werd een winst
geboekt van 175,maar toen begon ook
al de landbouwcrisis om zich heen te grij
pen.
Nog in 1935 was het bestuur al tevreden
wanneer alleen maar de rente op voor
schotten en kredieten kon worden voldaan.
De rest, de aflossingen, zou wel in orde
komen.
Door eeri aantal notabelen werden, als af
weer tegen „almachtige kooplui" veilingen
opgericht, maar indertijd „was het volk niet
zo erg gemakkelijk".
Het ging alles nogal erg moeizaam en met
veel weerstand en rumoer, vooral wanneer
„vreemdelingen" bepaalde, opbouwende
voorstellen deden, of een voorbeeld gaven
van de toepassing van nieuwe methoden in
hun bedrijven.
In 1920 was het werkgebied van „Zalt
bommel" nog zeer arm. De ontwikkeling
kwam echter toch wel op gang. Kleine boe
ren werden tuinder en door de ruilverkave
lingen zijn verwaarloosde komgronden cul-
tuurrijp gemaakt, waardoor ook grotere be
drijven konden ontstaan.
De Zaltbommelse veiling is thans de groot
ste aardbeienveiling; de kassenbouw breidt
zich gestadig uit en ook de bloementeelt
schijnt een goede toekomst te bieden. Er
is een enorme paardenfokkerij in Gameren
en van het glimmend maken van appels
„met de pet" zal ook wel geen sprake meer
zijn.
Van de meidagen 1940 vond Tb. geen weer
klank in de notulen.
Vlak na de oorlog had de bank het moei
lijk door verliezen van de veiling. Aan
deze dreiging werd gezamenlijk dapper
weerstand geboden, alhoewel de Geldzui-
vering (het beroemde „Tientje van Lief-
tinck") met de daaraan verbonden geld-
tellingen, een bijna te zware last voor de
kassier vormde, die normaliter nog maar
enkele „zittingen" had.
De bank ontwikkelde zich echter gunstig en
men kon vrij spoedig een pandje kopen
waarin twee mensen werkten en waarin de
bank „de gehele dag open" was.
Nu is de bank gehuisvest in een lang niet
onaanzienlijk gebouw op de plaats waar
veel vroeger poortwachters de binnen
komenden nauwlettend in het oog hielden.
Vreedzamen waren toen en zijn nu in
Zaltbommel van harte welkom en vrees
voor de „bankdrempel" behoort ook daar
tot het verleden. Helaas wordt het steeds
meer nodig om weer de binnenkomenden
nauwlettend te observeren.
Behalve door wat door de heer Van Dalen
(die veel overheids- en liefhebberijfuncties
bekleedde) werd verteld, is aan Tb. niet zo
veel bekend over Brakel, het zeer aantrek
kelijke dorp aan de voet van de Waaldijk
waaronder ook Aalst, Poederoyen, Zuili-
chem en het beroemde Slot Loevestein ge
rekend kunnen worden.
Industrie komt in deze omgeving niet veel
voor. Vrijwel de gehele bevolking verdient
de kost in de landbouw die zodanig wordt
gemoderniseerd dat in de polder hoege
naamd geen enkel werkpaard meer wordt
aangetroffen.
Interessant zijn de diverse grenspalen waar
op de uitgebeitelde „wapens" herinneren
aan de, helaas verdwenen, zalmvisserij. Het
oude „inheemse" dialect is voor een buiten
staander volkomen onverstaanbaar.
Als iets dordalfvaiftig gulden kost, zou het
voor Tb. wel nodig zijn dat een tolk ver
telde dat hiermee 250,gulden wordt
bedoeld!
De eerste kassier van de bank die op 27 juli
1923 werd opgericht, was C. P. van den
Bogerd, die daarmee 300,per jaar ver
diende, echter zonder pensioenrechten,
want hij was ook nog gemeente-ontvanger.
Oprichters, behalve C. P. van den Bogerd,
waren de burgemeester Steven van Dalen
en de landbouwers Egbert Klop en Arie
Antonie van Wijgerden.
Het kan geen kwaad om hier art. 33 van de
oude statuten te memoreren, al was dat al
leen maar om nog eens duidelijk in herinne
ring te brengen dat de winsten van „onze"
banken een zeer bepaalde bestemming
hebben.
Dit is misschien geen argument met „ver
koopkracht" als alles goed blijft gaan, maar
wel een argument dat de zekerheid van de
leden kan onderstrepen, bij minder gun
stige gang van zaken; een zekerheid die
reeds enkele vuurproeven (crisis, oorlog
o.a.) glansrijk heeft doorstaan.
„De werkzaamheden der vereniging bepa
len zich tot het opnemen en uitlenen van
gelden en tot het vormen van een reserve
fonds, niet om winsten te maken, maar om
de stoffelijke en zedelijke toestand der le
den te verbeteren.
Om die reden is alle geldhandel, waaraan
enig gevaar verbonden is, volstrekt verbo-