31
de positie van
het individuele bedrijf
conclusie
dukten, zoals bijvoorbeeld vlees en bloem
bollen kan men zich afvragen of de huidige
problemen ook nu geheel verklaard kunnen
worden uit een te sterke toename van de
produktie. Dit zou zeer toevallig zijn. De om
buiging van de conjunctuur in ons land en
de andere E.E.G.-landen met op de achter
grond de oliecrisis doet vermoeden, dat
deze ook van invloed is op vraag naar
agrarische produkten. Dit betekent niet di
rect, dat de consumptie door conjuncturele
invloeden zou moeten zijn verminderd. Een
vertraging in de groei van de consumptie
kan een vergelijkbare invloed hebben. De
stagnerende vraag naar een aantal belang
rijke agrarische produkten wijst wel in die
richting. Ook dient onder ogen te worden
gezien de mogelijkheid, dat een verschui
ving in het consumptiepatroon is opgetre
den ten nadele van de agrarische produk
ten, als gevolg van de sterke prijsstijgingen
van andere goederen en diensten. Indien
de veronderstelling juist is, dat de conjunc
tuur mede van invloed is, betekent dit een
positief punt voor de agrarische sector.
Men mag in dat geval veronderstellen, dat
de vraag zich na verloop van tijd weer zal
herstellen. Daarnaast dient echter rekening
te worden gehouden met de noodzaak, dat
de opbrengstprijzen dienen te stijgen in de
toekomst, teneinde de stijgende produktie-
kosten enigszins te kunnen compenseren.
Voor een aantal agrarische produkten zul
len de opbrengstprijzen zich niet alleen tot
het oude niveau dienen te herstellen, maar
tot een aanmerkelijk hoger prijsniveau. Het
is niet duidelijk in welke mate de vraag on
gunstig op dit hogere prijspeil zal reageren.
Dit is mede afhankelijk van de inkomens-
groei en de prijsontwikkeling van andere
produkten in de toekomst.
Alvorens aandacht te besteden aan de con
sequenties van de huidige situatie voor de
individuele bedrijven, is het goed de ontwik
keling van de agrarische sector in de afge
lopen jaren in herinnering te roepen. Ook
in het verleden werd de agrarische sector
geconfronteerd met stijgende produktie-
kosten, alhoewel minder sterk dan op dit
moment. Een relatief achterblijven van de
opbrengstprijzen betekende een geleide
lijke versmalling van de winstmarges. Deze
ontwikkeling noodzaakt de ondernemers tot
een voortdurende verbetering van de pro-
duktiestructuur van de bedrijven op straffe
van een achterblijvend inkomen.
Toenemende bedragen zijn daarbij nood
zakelijk voor mechanisatie, schaalvergro
ting e.d. Het L.E.I. berekende, dat de be
drijfsinvesteringen van landbouwbedrijven
groter dan 5 ha( exclusief tuinbouwbedrij
ven) in 1972/73 2,1 miljard bedroegen.
De investeringen leidden in de afgelopen
jaren tot een toenemende gemiddelde be
drijfsomvang, een toename van de produk
tie per bedrijf en per man, alsmede een
belangrijke verbetering van de produktivi-
teit. Een aantal ondernemers, dat hierin
niet in voldoende mate slaagde, beëindig
de min of meer noodgedwongen het bedrijf.
Vooral rond 1970 lag het aantal bedrijfs
beëindigingen op een hoog niveau. In de
jaren 1972 en 1973 is daarin vooral als ge
volg van de betere bedrijfsresultaten een
daling opgetreden. Toch bedroeg de af
name van het aantal bedrijven in 1972 en
1973 nog ongeveer 3 per jaar.
De geheel verschillende ontwikkeling in de
bedrijven, enerzijds een krachtige moderni
sering, anderzijds bedrijfsbeëindigingen, is
begrijpelijk als men rekening houdt met de
grote spreiding in de bedrijfsresultaten. On
derstaand overzicht geeft daarvan een dui
delijk beeld.
Procentuele verdeling van ondernemers
inkomens op landbouwbedrijven 5 ha
naar inkomensklassen.
Inkomensklasse in guldens
1971/721972/73
10.000,— 15% 10%
10.000,—tot 20.000,— 30% 23%
20.000,— tot 30.000,— 25 24
30.000,— 30 43
100% 100%
Bron: L.E.I.
Hoewel de vermelde gegevens betrekking
hebben op redelijk gunstige jaren, blijkt
toch op een behoorlijk percentage van de
bedrijven een minimaal inkomen te zijn be
haald. De uitrusting van het bedrijf, maar
vooral ook de capaciteiten van de onder
nemers spelen een belangrijke rol bij de
grote verschillen in inkomen.
Het zal duidelijk zijn, dat vooral de groep
ondernemers met marginale inkomens in
het verleden door de huidige ontwikkeling
in de agrarische sector voor ernstige pro
blemen zal worden geplaatst. Dit betekent
geenszins, dat ook de betere ondernemers
met moderne bedrijven niet voor problemen
zullen worden geplaatst. De uit de tabel
blijkende inkomens en de begrote daling
van het inkomen voor een aantal bedrijfs-
typen geeft geen enkele aanleiding voor
deze veronderstelling.
In de loop van dit jaar en 1975 zal een toe
nemend aantal bedrijven met liquiditeitste
korten worden geconfronteerd. Vooral in de
veredelingslandbouw en de glastuinbouw
(stookolie) ziet het er onder de huidige om
standigheden naar uit, dat zich in ruime
mate liquiditeitsproblemen zullen gaan
voordoen. Gevreesd moet worden dat zelfs
een groep betere en modernere bedrijven
met ernstige liquiditeitstekorten te kampen
zal krijgen. Daarbij zal het aankomen op de
capaciteiten van de ondernemer en de om
vang en structuur van het bedrijf. Daarnaast
zal duidelijk de belangrijke betekenis blij
ken van het eigen vermogen voor het weer
standsvermogen van het bedrijf in ongun
stige perioden. Hoewel van overheidswege
diverse maatregelen zijn getroffen of aan
gekondigd zal door de huidige situatie in de
agrarische sector de bestaansbasis van een
aantal bedrijven verdwijnen. Hoe zeer dat
ook betreurd dient te worden, het is een
ontwikkeling, die niet valt te stoppen. Hoe
wel op dit moment een duidelijke verscher
ping in de situatie optreedt, is het een ont
wikkeling, die nauw samenhangt met de
structuurveranderingen in de agrarische
sector, welke zich reeds vele jaren voltrek
ken. De huidige situatie betekent echter
geenszins, dat er voor de goede onder
nemers met moderne bedrijven in ons land
geen toekomst meer is. Verwacht mag wor
den dat veruit het grootste deel van de
Nederlandse agrariërs de problemen zal
overwinnen en zich verder zal ontplooien.
Meer dan ooit zullen de ondernemers bij
hun investerings- en hun financieringsbe
leid rekening moeten houden met het te
verwachten inkomen in de toekomst en de
continuïteitskansen van het bedrijf. De ge
geven omstandigheden benadrukken nog
eens de noodzaak dat daarbij rekening
wordt gehouden met een buffer voor on
gunstige perioden en incidentele risico's.
Naast factoren, zoals de ondernemers
capaciteiten en de structuur van het bedrijf
is vooral ook de vermogenspositie van be
lang.