24
geen roest
in de familiesymbolen
voorzitter mukong en de acosca
bij haar ingelegde gelden heeft gedepo
neerd bij de nationale bond van credit-
unions van de bond een lening krijgen tot
drie maal het gedeponeerde bedrag. Er
gaat zich daar, en in enige andere landen,
bijvoorbeeld Uganda, iets aftekenen dat
op een „Centrale Bank" lijkt.
Men denkt echter nog verder. ACOSCA,
zegt de heer Mukong, meent dat er een
soort confederatie van de nationale cre-
dit-unions zou moeten komen. Hij ziet voor
zich een financiële structuur, die het mo
gelijk maakt, dat de ene nationale credit-
union-organisatie geld van de andere leent.
Dat doel te bereiken zal echter nog jaren
vergen. En ook in Afrika heeft men daarbij
het obstakel te overwinnen van de natio
nale souvereiniteit. In heel Afrika merkt
de heer Mukong echter, dat de gedachte
om het totale gezamenlijke kapitaal te
centraliseren, de mensen aanspreekt.
Daarvoor is weer nodig, dat we hier leren
met „groot geld" om te gaan. De ACOSCA
is daar zelf mee bezig. Zo heeft het van de
HlVOS-stichting in Den Haag (Humanis
tisch Instituut voor Ontwikkelings Samen
werking) een „zachte" lening van C.F.A. 4
miljoen (Centraal Afrikaanse Francs) gekre
gen. Deze zijn weer tegen een iets ho
gere rente uitgeleend aan de credit-unions-
organisatie in Kameroen. Op den duur,
wanneer de nationale middelen groeien,
zou het mogelijk moeten zijn binnen de
ACOSCA zelf leningen over en weer te
verstrekken. En omdat er in Afrika grote
behoefte bestaat aan het aanboren van
andere bronnen om de financiering door
credit-unions mogelijk te maken is de
ACOSCA voorstander van een „interlend-
ing service" binnen de Wereldraad van
Credit Unions. De ACOSCA is lid van
deze wereldraad, evenals de organisaties
van credit-unions die in andere delen van
De voorzitter spreekt de Algemene Verga
dering toe. Rechts van hem de heer Bu-
wule, secretaris/directeur van de bond,
links de heer Matoyo, die in dienst van de
ACOSCA de zorg heeft voor de opleiding
in Oost- en Centraal Afrika.
de wereld bestaan. „Interlending service"
zou betekenen, dat al die organisaties met
hun leden gelden bijeenbrengen, die aan
een nationale bond van credit-unions ter
beschikking gesteld kunnen worden. Zo ver
Toen Benedict Mukong het congres
in Londen toesprak, droeg hij een
lang, kleurig Afrikaans gewaad, met
de hoofdtooi die in Kameroen ge
dragen wordt. Tijdens ons gesprek
was hij „gewoon'' Europees ge
kleed. Wij zien hem liever in zijn
eigen klederdracht, maar het is de
zelfde man. De heer Mukong, die 51
jaar is, vertelde ons iets over zich
zelf.
Ons hele gezin is vroeger naar
school geweest. Mijn vader was al
op een Duitse school geweest in de
tijd dat de Duitsers nog in Kame
roen bezittingen hadden. Op onze
lagere school kwamen de onderwij
zers uit Nigeria. Ik werd verplicht
ook onderwijzer te worden en be
haalde de akte voor de middelbare
(secondary) school.
In 1951 werd ik hoofd van een lage
re school en na de verkiezingen van
1964 tot april 1973 was ik lid van
de nationale vergadering, ons parle
ment. Dat is bij ons een full-time
job.
In 1969 werd ik gekozen tot voor
zitter van onze bond van credit-
unions en sindsdien elk jaar herko
zen. Ook wij doen dat erg democra
tisch. Het is helemaal pro deo werk.
Op de bijeenkomst in Addis Abeba
in 1971 ben ik voorzittter geworden
van de ACOSCA. In september van
dit jaar is het mijn beurt om af te
treden.
Indrukwekkend is het aantal verre
en lange reizen, dat de heer Mukong
maakt. Hij moet wel, want Afrika is
al zo groot, de ACOSCA houdt kan
toor te Nairobi in Kenya en hij is bo
vendien de vertegenwoordiger van
de ACOSCA in het bestuur van de
World Council of Credit Unions.
Voor een man, die zich zelf van be
roep als boer beschouwt („ik tracht
mijn vaders grond te ontwikkelen"),
die getrouwd is en vijf kinderen
heeft, is het lang van huis zijn wel
eens te veel van het goede. Mijn
vrienden en familie noemen mijn
vrouw de credit union weduwe".
De heer Mukong lacht erbii, mtar
ondertussen moet hij toch maar
een deel van zijn gezinsleven aan
zijn werk opofferen.
is het nog niet, maar er wordt serieus over
gedacht.
We staan in Afrika in vergelijking met de
ontwikkelde landen nog op haast alle pun
ten aan het eerste begin. Toch is er in de
vijf jaar dat ACOSCA bestaat al veel ge
beurd. We zullen de buitenlandse hulp
voorlopig niet kunnen missen, maar ieder
lid, dat wil zeggen, iedere nationale or
ganisatie, maakt een vijf-jarenplan, dat erop
gericht is na vijf jaar zoveel mogelijk met
eigen geschoolde mankracht en eigen mid
delen verder te gaan.
De ACOSCA zelf ontvangt thans minder
dan 10% van de middelen van haar jaar
lijkse budget van haar leden. De rest
ontvangt zij van buitenlandse coöperaties
en andere instellingen. De ACOSCA hoopt
over 10 jaar ook in dit opzicht grotendeels
op eigen benen te kunnen staan.
Afrika is zelf aan de slag en moet dat blij
ven. Veel Afrikaanse families hebben fa
milie-souvenirs: stoelen, kettingen, bekers,
pijpen enz. Dat zijn symbolen van de fa
milie. Als die roesten of in verval raken,
zeggen wij: er is iets mis in de familie. Dat
pas ik ook toe op het credit-union werk:
als we er zelf mee bezig zijn, roest het
niet.
Zal de kennismaking met de credit-unions,
zeg maar met de geldhuishouding, de
Afrikaners gelukkig maken? De heer Mu
kong denkt na, en zegt dan met overtui
ging ja. De grote meerderheid van de be
volking kan nu zelfs niet bij een vriend te
recht om geld te vragen. Zij moeten daar
voor een adres hebben, want er zijn no
den en men wil zijn kinderen voor een be
ter bestaan opvoeden. De Afrikanen zullen
gelukkiger en meer tevreden kunnen wor
den door de nieuwe mogelijkheden die
een economische onafhankelijkheid mee
brengt. Daarmee helpen hen de credit-
unions: het verstandig beheer van hun
eigen geld zodanig, dat het hun zelf ten
goede komt.