11
drs. m. I de heer
getroffen bedrijven
toeslag-panacee
tweede trap
bakens verzet
4 of 8 procent
voor toeslagen was, zij het dat de christen-democratische
partijen, die hierover een motie indienden, uitdrukkelijk lie
ten blijken dat het voor hen een gelegenheidsoplossing
was. De P.v.d.A. zag het toepassen van toeslagen als een
doorbraak van de traditionele landbouwpolitiek. De C.H.U.,
die, waar het andere onderwerpen betrof, zich in een
aantal moties letterlijk op het standpunt van het Landbouw
schap plaatste, stemde wel in met de meerderheid ten
aanzien van de keuze van toeslagen om de land- en tuin
bouw onmiddellijk tegemoet te komen.
Voor de minister was de keuze tussen de twee verschil
lende adviezen niet moeilijk. Hij volgde de volksvertegen
woordiging, niet alleen omdat dit nu eenmaal een hoger
orgaan is dan de vertegenwoordiging van het bedrijfs
leven, maar ook omdat het parlement in de richting ging
waarover het kabinet reeds een voorkeur uitsprak.
Over de wijze van uitvoering van een toeslagensysteem
wilde het Landbouwschap zich niet verder uitlaten; de
minister beperkte zich in zijn overleg tot een gesprek met
de vaste commissie voor landbouw van de Tweede Kamer,
die een viertal alternatieven kreeg voorgelegd. Daarbij
werd er in alle gevallen vanuit gegaan dat de bedrijfstak
ken die de grootste verliezen leden ook de grootste tege
moetkoming krijgen.
Tot de meest getroffen bedrijfstakken werden gerekend:
de glastuinbouw, bloembollen-, fruit- en champignonsector
en - als z.g. tweede categorie die relatief nog zwaarder
getroffen zou zijn - de mestveeproduktie, de varkens
houderij en de pluimveehouderij.
Deze keuze betekende dat de akkerbouw en de melkvee
houderij een kleinere toeslag zouden krijgen dan de ge
noemde getroffen sectoren. De landbouwcommissie van
de Tweede Kamer koos uit de door de minister voorgeleg
de varianten een toeslag voor alle kleine bedrijven met
daarboven extra bedragen voor bedrijven uit de genoem
de ernstig getroffen sectoren, welke bovendien groter zijn
naarmate de bedrijven waarom het gaat groter zijn. Dit
alles wordt gemeten met nu reeds ingeburgerde maat
van de standaard bedrijfseenheid, waardoor het mogelijk
agrarische produkten onder één noemer te brengen, n.l.
de mate waarin zij bijdragen tot de vorming van een inko
men.
Minister Van der Stee heeft hiermee, al werkend aan een
onmiddellijke oplossing voor het inkomensprobleem in de
Nederlandse land- en tuinbouw, een instrument geïntrodu
ceerd dat reeds lang door sommigen als een panacee voor
het landbouwprobleem is aangeduid. Het is niet te ver
wonderen dat prof. Van Riemsdijk, na de kritiek die zijn
voorstellen van de commissie van prof. Kriellaars heeft
gekregen, zich gesterkt voelde door deze ontwikkeling.
Overigens heeft de inkomenstoeslag welke nu in Neder
land is geïntroduceerd een gans ander karakter dan het
geen prof. Van Riemsdijk voorstelde. De heer Van Riems
dijk ging het om een versnelde structuurwijziging van de
landbouw, waardoor een verlaging van het prijspeil van
landbouwprodukten kon worden doorgevoerd; in dit sys
teem dienden de toeslagen om tijdelijk de nadelige gevol
gen daarvan voor bedrijven met een slechte structuur op
te vangen.
De inkomenstoeslag van Minister Van der Stee heeft geen
structurele verbetering op het oog, maar een sociaal aoel,
n.l. het aanvullen van het inkomen van landbouwbedrijven,
die door de huidige markt- en prijspolitiek in het gedrang
zijn gekomen. Of men hier met een tijdelijke zaak te maken
heeft, moet worden afgewacht. In ieder geval heeft Mi
nister Van der Stee reeds in Brussel gesteld, dat de sociale
kant van het E.G.-beleid nodig onder de loupe moet wor
den genomen.
De tweede trap van de agrarische raket zou in Brussel
moeten losbranden. Dank zij het initiatief van de Neder
landse minister van Landbouw, voorbereid door contacten
met zijn ambtgenoten, kwam de Raad van Landbouwminis
ters op 3 september bijeen en niet op 23 september zoals
tevoren werd gepland. De Commissie had voor deze bij
zondere vergadering in korte tijd een Mededeling opge
steld waarin voorstellen voor onmiddellijke maatregelen
stonden. Deze voorstellen culmineerden in een algemene
tussentijdse verhoging van de landbouwprijzen met 4%.
De heer Lardinois heeft, als lid van de Europese Com
missie belast met landbouwaangelegenheden, gedurende
de zomermaanden de bakens van zijn beleid in snel tempo
moeten verzetten. In juli leek de Raad van Ministers niet
toe te willen geven aan de roep om nationale maatregelen
en was bereid om een eventuele gemeenschappelijke actie
in september te ondernemen. Frankrijk, dat n.b. de voor-
zittersstoel inneemt, was het eerste land dat tot nationale
maatregelen overging en België volgde op dit pad. De
onrust in de Europese landbouw groeide en zelfs het an
ders zo rustige Nederland kwam tot acties.
Inmiddels bleek uit de oogstberichten uit Noord-Amerika
dat de komende winter gekenmerkt zal worden door krapte
op de graanmarkt; de suikermarkt was reeds langer van
slag. De heer Lardinois ging naar de Verenigde Staten
omdat daar de aandrang om allereerst de eigen voorzie
ning veilig te stellen, eventueel door een exportbeperking,
steeds groter werd. Minister Butz was daarvan een tegen
stander maar door de wisseling van president was het niet
zeker dat hij zijn mening zou kunnen doorzetten. De E.G.
zou evenals Japan moeten beloven het komend seizoen
10 minder Amerikaans graan af te nemen, zodat de V.S.
voor zichzelf en ook voor voedselhulp voldoende zou over
houden.
Terug in Europa zag de heer Lardinois af van zijn oor
spronkelijk voornemen (o.a. vertolkt voor de Nederlandse
televisie) om alleen voor suiker en melk een prijsverhoging
voor te stellen en hij nam het voorstel over dat de geza
menlijke boerenorganisaties voor de Gemeenschap, het
C.O.P.A., hem in juli voorlegden: 4% verhoging voor alle
produkten.
Op 3 september, dezelfde dag dat de heer Lardinois'
voorstel in de Raad van Ministers werd besproken, herzag
het C.O.P.A. zijn eis en verhoogde hem tot 8% op grond