9
uitzettingen
liquiditeit, solvabiliteit, rentabiliteit
de totaliteit van de aangesloten Rabobanken laat zich de
volgende groei van de toevertrouwde middelen in het
eerste halfjaar 1974 vaststellen:
ONTWIKKELING TOEVERTROUWDE MIDDELEN
JANUARI T/M JUNI
(in miljoenen guldens)
1972 1973 1974
Tegoeden in de spaarsfeer:
a. op spaarrekening 902 936 - 267
b. in deposito-vorm 17 109 1.157
919 1.045 890
Tegoeden in de rekening-courantsfeer:
a. op privé-rekeningen 364 562 688
b. op zakelijke rekeningen 318 444 276
682 1.006 964
Totaal middelen 1.601 2.051 1.854
Hieruit blijkt dat de aanwas in de eerste helft van 1974 iets
boven het gemiddelde van de eerste zes maanden van de
voorgaande twee jaar ligt. De gegevens laten echter ook
zien dat de samenstelling van de tegoeden in de spaar
sfeer in 1974 belangrijk is gewijzigd. Oorzaak is de hoge
rentestand op de geldmarkt, die vrijwel in de gehele pe
riode de rente op de kapitaalmarkt overtrof. De monetaire
betekenis van deze verschuivingen is volgens de bestaan
de registratietechnieken van De Nederlandsche Bank
groot, omdat tegoeden op spaarrekening niet, doch te
goeden in depositovormen wel tot de liquiditeitenmassa
worden gerekend. In werkelijkheid is er echter nauwelijks
een monetair effect aan de geregistreerde verschuiving
verbonden. Spaargelden zijn omgezet in deposito's van
wege de hoge depositorente. Vanuit de rekening-courant
sfeer is er bij de Rabobanken nauwelijks een trek naar de
deposito's geweest. De matige aanwas van de zakelijke
rekening-couranttegoeden in het eerste halfjaar moet wor
den toegeschreven aan de slechte gang van zaken bij het
agrarische bedrijfsleven en bij bepaalde sectoren in de
niet-agrarische bedrijfswereld.
De mindere groei van tegoeden in de spaargeldsfeer heeft
mede als achtergrond een vermindering van de nationale
spaarquote van de particuliere sector (gezinnen en bedrij
ven). Deze quote was in 1973 15,4% en komt volgens
prognoses van het Centraal Planbureau voor 1974 uit op
14%. Absoluut gezien betekent dit nationaal een vrijwel
gelijk blijven van deze besparingen ten opzichte van het
eerste halfjaar 1973, namelijk ƒ23,9 miljard tegen het vo
rig jaar 23,7 miljard. Indien dit bedrag nog zou worden
gecorrigeerd voor het inflatiepercentage, dan is er sprake
van reële achteruitgang van de spaaractiviteit in 1974.
De sterke groei van de uitzettingen - leningen en kredie
ten in rekening-courant - in 1973 hebben geleid tot enige
matiging van de kredietverleningsactiviteiten in de eerste
helft van 1974. De uitzettingen bij de aangesloten banken
stegen per saldo met 765 miljoen. Het bedrag van de
nieuw verstrekte leningen kwam, inclusief de door de
eigen hypotheekbanken verstrekte nieuwe posten, op ruim
2,5 miljard, tegen bijna 2,8 miljard in de eerste helft van
vorig jaar. De financiering van deze bedragen vond plaats
uit aanwas van middelen en uit ontvangen aflossingen.
Groot was de kredietvraag uit de agrarische sector. De
rentesubsidieregeling voor investeringen in diverse agra
rische bedrijfsrichtingen werkte dat in de hand. Bij niet-
agrarische bedrijfssectoren was sprake van verminderde
investeringsgeneigdheid en daardoor ook van een relatief
terughoudende vraag naar krediet.
Ook naar de criteria van de liquiditeit, solvabiliteit en ren-
tabliteit heeft het eerste halfjaar 1974 een evenwichtige
ontwikkeling te zien gegeven. De sterke stijging van de
algemene rentestand dwong tot aanpassing van de tarie
ven voor kredietverlening. De ongunstige uitwerking hier
van op het algemene prijsniveau en op de bedrijfsresulta
ten van kredietnemers gaat ons ter harte, doch ten behoe
ve van de instandhouding van een gezond bankbedrijf is
de aanpassing van de debettarieven onvermijdelijk. Hope
lijk keert binnen afzienbare tijd de normale rentestructuur
terug waarbij de geldmarktrente onder het niveau van de
„lange" rente blijft. Voor een meer normaal rentepatroon,
ook wat de hoogte van de rente betreft, is terugdringing
van het inflatieproces een belangrijke voorwaarde. Over dit
bekende thema zijn echter reeds zoveel woorden geschre
ven en gesproken, dat wij er op deze plaats aan voorbij
mogen gaan.