wob wob den de last, die het opvullen van een te kort meebrengt, dragen door de veroorza kers van dat tekort. Een verhoging die, ge zien de rentestand op de geldmarkt in alle redelijkheid niet uit mocht blijven. Het feit, dat de last van het liquiditeitstekort door de veroorzakers gedragen moet worden, springt temeer in het oog, wanneer men bedenkt, dat de handhaving van een goe de liquiditeit voor de gehele organisatie al geruime tijd veel zorg en inspanning van de Centrale Bank vereist. Zou het nodig zijn om daarvoor een beroep op de geld markt te doen of de hulp van de Neder- landsche Bank in te roepen, dan zou daar voor ook zeker 11 moeten worden ver goed. Door de kortingsrente op te trekken zijn de verhoudingen aangepast aan de rente-ont wikkelingen, die wij recentelijk meemaak ten. Tegenover die ontwikkelingen was on ze kortingsrente zo laag geworden, dat het in bepaalde gevallen heel profijtelijk kon worden om de minimum B-grens te over schrijden en de kortingsrente voor lief te nemen, omdat men met het in feite van zusterbanken ontvangen krediet immers zelf kredieten tegen een hoge rente kon verstrekken. Ongeoorloofde debetstanden zouden deze vorm van „rente-arbitrage" binnen en ten laste van de eigen organi satie nog bedenkelijker maken. Het is duidelijk, dat onze liquiditeitsrege ling daarvoor nooit bedoeld is geweest en zich daarvoor ook niet mag lenen. Ook om dit gevaar te keren, is er daarom maar één weg geweest: de debetrente voor de te- kortbanken drastisch te verhogen en in overeenstemming te brengen met het thans gangbaar renteniveau. De sprong van 3 op 5 en dan 7 °/o is inderdaad groot geweest. Hij was echter noodzakelijk. Hij betekent ook geen afwij king van de hele opzet van de liquiditeits regeling, zoals die vanouds onder ons geldt: iedere bank draagt naar vermogen Mr. T. Brouwer Mr. O. W. A. Baron van Verschuer Op de jongste algemene vergade ring zijn twee leden van de Raad van Toezicht gekozen: de heren mr. T. Brouwer en mr. O. W. A. Baron van Verschuer. De heer Brouwer heeft hiermee zijn plaats in onze organisatie na de on derbreking gedurende de tijd dat hij minister van landbouw was, weer in genomen. Wij verheugen ons erover dat hij is benoemd in de vacature, die eerder door zijn aftreden ont staan was. Baron Van Verschuer is benoemd in de vacature, die ontstaan is door het aftreden om gezondheidsredenen van mr. R. J. van Beekhoff. Al doet hij hiermede voor het eerst zijn in trede in een van de colleges van de Centrale Bank, onze organisatie is voor hem geen onbekende. Hij is voorzitter van het bestuur van de Rabobank Deil-Beesd e.o., terwijl overigens zijn naam natuurlijk voor al bekend is door zijn voorzitter schap van de C.H.U. en zijn lidmaat schap van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. In haar eerste vergadering heeft de Raad van Toezicht Baron Van Ver schuer tevens benoemd tot haar voorzitter, zodat hij ook in dit op zicht de opvolger van de heer Van Beekhoff is. Wij wensen hem toe, dat deze functie hem veel voldoening moge geven. bij in de gezamenlijke liquiditeit. Al naar gelang de mate waarin dat gebeurt, ont vangt de bank een (extra) toeslagrente of moet zij zich een kortingsrente laten wel gevallen. Uiteindelijk gaat het om de bil lijke verdeling van liquiditeitslasten en -ba- ten. DE BRIEF II De heer Oudijk citeert met veel instemming uit de rede van de heer Mertens op de jongste Algemene Vergadering. Dan volgt echter zijn diepe teleurstelling omdat hij de verhoging van de kortingsrente niet kan rijmen met de woorden van de heer Mer tens. Is daar reden voor? Volstrekt niet! De heer Mertens had toen hij zijn toespraak hield er nog hoegenaamd geen voorkennis van dat deze verhoging binnenkort zou komen. Maar zelfs als hij dat wel gehad had, zou zijn rede niet anders hoeven te zijn. Want als er één ding is, dat de heer Mertens naar voren heeft gebracht, dan is het wel de spanning tussen ideaal en werkelijkheid, ook binnen de coöperatie. Ook de coöpe ratieve organisatie komt in haar bedrijf telkens te staan voor het „zo mogelijk" en de heer Mertens heeft met name onder streept dat onze zorg voor de continuïteit het allerbelangrijkste is. Zonder die con tinuïteit verliest ook de coöperatieve kei zer zijn recht! In dat licht moeten we de verhoging van de kortingsrente benaderen, want één der meest essentiële factoren voor de continuïteit van een bankbedrijf is de gezonde liquiditeit! De Centrale Bank wees er in haar circu laire op, dat iedere bank in principe voor haar eigen financieringsmiddelen moet zorgen, terwijl de heer Oudijk altijd ge dacht had dat het teveel van de een het tekort van de ander zou opheffen. Is dit een principiële tegenstelling tussen „ieder voor zich" en „allen samen"? Toch niet, al lijken de gebruikte bewoordingen daar wel op te wijzen. De zaak is echter, dat iedere bank naar gelijke maatstaf als de zusterbanken aan de gezamenlijke liquidi teit moet bijdragen. In principe, want er zijn altijd uitzonderingen mogelijk. Die ko men ook voor; denk aan de dispensaties als een bank onder de A of zelfs onder de B-grens komt. Denk ook aan de speling die tussen de 25 en de 30% zit. Denk aan de gevallen, waarin een bank in moeilijke omstandigheden komt te verkeren. In een tijd van overvloed aan liquiditeiten kan aan tekortbanken vanzelfsprekend een ruimere teugel gelaten worden, maar in onze tijd van zeer hoge rente en duidelijke schaarste aan liquiditeiten, mag en moet het accent er op gelegd worden, dat iedere bank in principe de zorg voor de eigen li quiditeit heeft, dus haar deel aan de geza menlijke liquiditeiten moet bijdragen. Aanleunen tegen de zusterbanken en op grote schaal putten uit het liquiditeitsre servoir bij de Centrale Bank geschiedt als dan duidelijk ten nadele van het geheel en

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 6