(wat ons bezighoudt]
wob
2
DE BOEREN
Wat insiders reeds lang wisten is de vorige
maand aan iedereen bekend geworden.
Een samenloop van tal van factoren heeft
de boeren en tuinders in de situatie ge
bracht dat vrijwel alle agrarische bedrijfs
takken een onbevredigende rentabiliteit te
zien geven. Voor vele ondernemers is de fi
nanciële nood zo hoog gestegen, dat de
emoties zich ontladen in deelname aan
acties die voorheen in ons land niet voor
kwamen. Fel wordt hierbij de overheid aan
gevallen op bepaalde details van het land
bouwbeleid, zoals de beëindiging van de
compensatie voor de revaluatie, de aange
kondigde verhoging van de aardgasprijs
alsmede het niet realiseren van bepaalde
richtprijzen en interventieprijzen. Door dit
alles is een conflict ontstaan, waarvan
thans - midden augustus - nog niet valt
te overzien tot welke omvang het zal uit
groeien.
Wanneer een belangrijke bevolkingsgroep
onder zware economische druk komt te
staan en zelfs het voortbestaan van tal van
bedrijven uit die groep in ernstig gevaar
komt, is dat een zaak, die ons allen raakt.
Dat geldt ook voor onze Rabobankorga-
nisatie, die als financier van het merendeel
van de Nederlandse land- en tuinbouwbe
drijven optreedt. De nauwe banden, die
vanouds in het persoonlijke en zakelijke
vlak met het agrarische bedrijfsleven be
staan, maken dat wij ons nauw bij de pre
caire situatie in onze land- en tuinbouw be
trokken voelen.
In dat gevoel schuilt helaas tevens een
element van onmacht. Onze taak ligt op
het gebied van de financieringen en ligt
niet op de terreinen, waarop de huidige
moeilijkheden zich afspelen. Daarmee doe
len we op de landbouwpolitiek: heel dat
ingewikkelde, moeilijk doordringbare com
plex van regelingen waar uiteindelijk het
inkomen van de boer van afhankelijk is.
Daarbinnen speelt zich ook onze financie
ringspraktijk af. Het is een gegeven, dat
wij net als de individuele boer, die ons
een krediet komt vragen hebben te aan
vaarden. Op die basis, vaak zorgvuldig
overwegend en met inachtneming van alle
relevante persoonlijke en zakelijke om
standigheden van de aanvrager, komt de
verlangde financiering tot stand, of, wat
ook gebeurt, wordt zij afgewezen.
Inderdaad, een uitweg uit de huidige moei
lijkheden kan alleen gevonden worden in
het landbouwpolitieke vlak. Het landbouw
beleid is een zaak van overheid en de di
recte belanghebbenden en deskundigen.
Eigenlijk is het nog veel gecompliceerder,
want achter „Den Haag" rijst in landbouw-
zaken onmiddellijk „Brussel" op en de
wereldeconomie, waarmee ook de land
bouw al nauwer verweven is. Men denke
slechts aan de zeer belangrijke rol die de
land- en tuinbouw voor onze export ver
vult en aan de sterk gestegen kosten voor
de invoer van voedergranen. Juist het type
landbouw, dat op moderne wijze in ons
land wortel geschoten heeft de verede-
lingslandbouw - is op dit punt zeer kwets
baar geworden. De slechte oogstvoorspel-
lingen, die uit de door droogte geteisterde
staten van het midden-westen van Amerika
over de graan-, mais- en soyagewassen tot
ons komen, doen voor de toekomst niet
veel goeds verwachten.
Daarbij komt dat ook de boer niet bestand
is tegen de maar voortknagende, uithollen
de werking van het grote kwaad van deze
tijd: de inflatie. Zijn bedrijf is in vele op
zichten zelfs kwetsbaarder dan andere be
drijven. De uitweg van het „haasje over",
d.w.z. kostenstijging wordt prompt beant
woord met prijsstijging, staat voor hem
veel minder open dan voor andere bedrij
ven. Zeker de enkeling, boer of tuinder,
kan daar niet over peinzen. Hij immers is
slechts één uit de veelheid van agrarische
producenten, wier gezamenlijke produkt
in massa een zo goed mogelijke afzet moet
zoeken. De enkeling kan misschien naar
goed oud boerengebruik de tering naar de
nering zetten, maar dit advies wordt een
holle frase wanneer men dat aan grote
delen van een bedrijfstak zou moeten ge
ven. Het is onverantwoord, wanneer men
daarmee zou volstaan in een tijd, waarin
de meerderheid buiten die bedrijfstak
doorgaat zich in een zekere welstand te
verheugen. Met het wijzen op de inflatie,
wij zijn ons daarvan bewust, overschrijden
wij de grenzen van de landbouwpolitiek.
Ook deze staat in haar gevolgen bloot aan
de verwoestende inflatoire krachten: nomi
nale richtprijzen of toeslagen worden snel
door geldontwaarding geërodeerd. Ook an
dere bedrijfstakken, de middenstand!, heb
ben het door de inflatie heel moeilijk. Dat is
één van de onoplosbaar lijkende grond
problemen van onze maatschappij waaruit
de bestaande onrust, die op allerlei on
conventionele wijzen tot uiting komt, voort
durend gevoed wordt.
Terug naar het landbouwbeleid, veroorlo
ven wij ons toch enkele algemene opmer
kingen over de ontwikkelingen op wat
langere termijn.
Een evenwichtig Europees landbouwbeleid
kan niet worden gebouwd op het drijf
zand van de onderling variabele wissel
koersen. De monetaire eenwording van de
E.E.G. is daarom een voorwaarde voor een
stabiel communautair agrarisch beleid.
Hieraan zal in de komende jaren dan ook
met de grootste spoed moeten worden ge
werkt.
Voorkomen dient te worden, dat E.E.G.-
landen die kampen met een tekort op hun
betalingsbalans hun moeilijkheden afwen
telen op de partnerlanden. Daarbij moet
niet alleen worden gedacht aan directe
handelsbelemmeringen maar ook aan pro-
duktievergrotende investeringssubsidies.
Zo moet in de huidige situatie worden ge
vreesd, dat de belangen van de Neder
landse varkenshouders, wel eens ernstig
kunnen worden geschaad door de maatre
gelen die de Italiaanse en de Franse rege
ring neemt ter stimulering van de eigen
vleesproduktie. Op deze wijze zijn in het
verleden onze fruittelers de dupe gewor
den van de door de Franse, Italiaanse en
Belgische overheid fors gesubsidieerde
fruitaanplantingen.
Onze conclusie luidt, dat wie thans de eco
nomische situatie op iets langere termijn
beziet daarin weinig lichtpunten voor onze
agrarische ondernemers zal kunnen be
speuren. Een conclusie, die, gesteld tegen
over de grote voedseltekorten in de we
reld en de zeer sombere voorspellingen
dienaangaande een wrange smaak nalaat.
DE BRIEF I
De kortingsrente is verhoogd. Op 25 juli
heeft de Centrale Bank van de verhoging
mededeling gedaan aan de aangesloten
banken. Reeds enkele dagen daarna ont
vingen wij het elders in dit blad opgeno
men schrijven van de heer A. Oudijk, waar
in deze in krachtige bewoordingen tegen
de verhoging stelling neemt. Die zit de
heer Oudijk letterlijk en figuurlijk heel
hoog. Wij kunnen daar tot op zekere hoog
te ook best in komen, want een verhoging
van 3 in twee etappes naar 7 is in
derdaad zeer fors. Wij begrijpen dan ook
heel goed, dat die verhoging voor de
meeste van de zgn. „tekortbanken" zeer
onwelkom is. De heer Oudijk maakt dat wel
duidelijk. Wij vinden het echter jammer, dat
de heer Oudijk zijn brief niet een bredere
opzet heeft gegeven en helemaal voorbij
gaat aan de gronden, die voor deze ver
hoging zijn aangevoerd. De bewering dat
de maatregelen genomen zijn ter meer
dere eer en glorie van de Centrale Bank
kunnen wij moeilijk ernstig nemen.
Om deze zaak goed te begrijpen moeten
we eigenlijk diep duiken in de zgn. liquidi-
teits- en renteregeling die in onze organi
satie geldt. Met behulp van die regeling
moet de Centrale Bank een van haar be
langrijkste taken vervullen, die haar van
ouds door de organisatie zelf is opgedra
gen: het bewaken van de liquiditeit van de
hele organisatie. Een taak, die haar later
ook officieel door De Nederlandsche Bank
op de schouders is gelegd.
Deze liquiditeitsregeling gaat er vanuit, dat
ieder der aangesloten banken een tegoed
bij de Centrale Bank aanhoudt. Over dat