r vanaf de tribune 34 Geachte redactie, Met veel interesse en genoegen heb ik de openingsrede van de heer Mertens op de laatst gehouden Algemene Vergadering ge lezen. Het was naar mijn gevoel een zeer belangrijk verhaal, omdat het aan mij, als bestuurder van een lokale bank (en dus als supporter langs de lijn als het om be leidsbeslissingen van de Raad van Beheer gaat) een inzicht verschaft over de opvat tingen, die de Raad van Beheer heeft over de wijze waarop het woord „coöperatief" in 1974 geïnterpreteerd dient te worden. Een aantal passages zijn mij werkelijk uit het hart gegrepen. Hier volgen er enkele: „Die belangenbehartiging betekent dat de coöperatieve bankorganisatie haar tarie ven en al wat zij aan diensten aanbiedt, zoveel mogelijk zal afstemmen op de be hoefte van haar kring van belanghebben den zelve; van haar leden en cliënten." „De voordelen van ons gemeenschappelijk handelen dienen namelijk niet om een zo hoog mogelijk rendement op door derden verschaft kapitaal te verwerven. Zij dienen enkel om de voortdurende aanbieding van bankdiensten aan belanghebbenden tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden veilig te stellen voor lange jaren." „Geen coöperatie kan vervreemden van het belang van haar leden. Zeker niet als die leden zelf haar organisatie door haar organen zo besturen, dat zij continu, blij vend doorgaat hun belangen zo goed mo- gelijk te dienen." Het deed mij veel deugd te vernemen dat, alhoewel de schijn soms anders is, de be- j langenbehartiging van de leden der plaat- j selijke banken nog steeds hoog in het j vaandel van de Raad van Beheer staat. Dat hierbij een middenweg gevonden moet wor den tussen optimale belangenbehartiging enerzijds en het maken van de noodzake lijke winst om de continuïteit van de orga nisatie te waarborgen anderzijds is een duidelijke zaak, waaraan geen weldenkend mens zal willen tornen. Wij hebben in korte tijd ons twee maal moeten beraden over nieuwe statuten. Al hoewel ik mij er volledig van bewust ben dat in een grote organisatie als de onze goede spelregels moeten gelden, waaraan iedereen zich zal moeten houden om de zaak goed te laten functioneren heb ik er toch mijn ongerustheid over uitgesproken dat de coöperatieve gedachte hoe langer hoe meer naar de achtergrond verhuist en de zelfstandigheid van de plaatselijke ban ken al teveel wordt aangetast. Na de rede van de heer Mertens was ik weer helemaal gerust gesteld. Ook de nieuwe Raad van Beheer legde de accen ten, waar ze naar mijn mening behoren te liggen. Edoch, wie schetst mijn verbazing als ik luttele weken later circulaire 1 6/50 op mijn bureau krijg, die een aantal maatregelen aankondigt, die een groot aantal van de allerbeste lokale banken op hun grondves ten doet schudden. Natuurlijk moeten er in onze organisatie taken gedelegeerd wor den en ongetwijfeld is het vaststellen van tarieven een zaak, die ter competentie is van de Raad van Beheer. Als echter tarie ven zodanig worden vastgesteld dat de bestaanszekerheid van een aantal goede banken hierdoor wordt ondergraven dan moet de heer Mertens nog niet zo hard zeggen dat een coöperatie niet kan ver vreemden van het belang van haar leden. Het is niet de eerste keer dat energie en activiteiten van besturen en directies van plaatselijke banken worden bestraft maar het is deze keer zo bont en zo in flagrante tegenspraak met de rede van de heer Mer tens, dat ik er niet aan ontkom U deelge noot te maken van mijn ernstige ongerust heid t.a.v. deze gang van zaken. Alhoewel het verleidelijk is wil ik hier niet ingaan op de technische details van de aangekondigde maatregelen maar ik wil hier wel graag duidelijk stellen dat hier juist die banken getroffen worden, die een actief uitzettingsbeleid voeren. In feite de pioniers, de ploeteraars van onze organi satie. Het zijn juist de mensen die in de goede zin van het woord woekeren met de aan de organisatie toevertrouwde middelen die hier het werken in zeer ernstige mate wordt belemmerd. Dit is een trieste zaak. In mijn naïviteit heb ik altijd gemeend dat één van de voordelen van onze grote or ganisatie zou moeten zijn dat de banken, die nu eenmaal door hun ligging of struc tuur overschotten hebben daarmee andere banken, die grotere uitzettingsmoeilijkhe den hebben zouden kunnen helpen (dat de organisatie t.a.v. de Nederlandsche Bank als één geheel wordt gezien is hierbij ui termate belangrijk). Deze mogelijkheid wordt hierbij volledig teniet gedaan want bij punt d. zegt de circulaire dat het uit gangspunt van de liquiditeitsregeling is dat iedere bank voor zijn eigen financierings middelen dient te zorgen. Wij zouden dat trouwens voor een groot gedeelte wel aar dig redden als niet zulke enorme bedragen moesten worden vastgelegd in saldi, die tegen een veel te lage rente in Utrecht moeten worden aangehouden en de bedra gen, die zijn vastgelegd in aandelen Cen trale Bank. Deze maatregelen, die nu worden aange kondigd, ademen in geen enkel opzicht de geest dat de Centrale Bank er is ten behoeve van haar leden, doch veel meer dat de leden er zijn tot meerdere eer en glorie van de Centrale Bank. En wanneer dan, o ironie van het noodlot, het sociaal verslag 1973 is bijgesloten in dezelfde enveloppe dan moet ik misschien zeggen tot meerdere eer en glorie van de Centrale Bank en haar directe onderdanen. Er is geen bestuur van een plaatselijke bank dat geen goede sociale voorzieningen gecreëerd wil zien voor de mensen die zich met deze belangrijke zaken bezig hou den. Als men echter bedenkt hoe summier de voorzieningen zijn voor het overgrote deel van de leden van onze coöperatie, (Minister Van der Stee wees hier nog op in

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 36