33
overbevissing
mondiale schaarste
(oliecrisis)
de toekomst
Links: Van Bruinisse tol Zoutkamp:
kotters in soorten.
Rechts: Voor de één de aal, voor een ander
de garnaal.
Foto's Jan van de Kam
men beliep in 1973 30.000 per opvarende
tegen 27.000 in 1972.
De garnalenvissers van Harlingen besom-
den in 1973 124.000 tegen 125.000 in
1972. Het netto-overschot was in 1973
9000 tegen 14.000 in 1972. Het gemid
delde inkomen bedroeg in 1973 22.000 te
gen 14.000 in 1972.
In Zoutkamp behaalden de garnalenvissers
in 1973 een gemiddelde besomming van
76.000 tegen 108.000 in 1972. In 1973
werd een verlies geleden van 9.000 tegen
een netto-overschot van 5.000 in 1972.
Het gemiddeld inkomen bedroeg in 1973
13.000 en in 1972 17.000.
Tenslotte de garnalenvissers van Termun-
terzijl. Zij besomden in 1973 117.000 te
gen 133.000 in 1972. Hun netto-overschot
bedroeg in 1973 6.000 tegen 1.700 in
1972. Het gemiddeld inkomen per opvaren
de was in 1973 16.000 en in 1972 19.000.
Overziet men de bedrijfsresultaten van de
garnalenvisserij, dan is het begrijpelijk dat
de jongeren overschakelen naar de kleine
zeevisserij, die financieel betere resultaten
opleverde.
In tegenstelling tot de landbouw is de vis
serij nog steeds wat men zou kunnen noe
men een gemene weide, een jacht en daar
door een vorm van roofbouw. De laatste
decennia is dat duidelijk tot uitdrukking ge
komen in een dalende totale vangst bij een
toenemend aantal vaartuigen.
Biologisch is er sprake van overbevissing
als bij toeneming van de visserij-inspanning
de vangst gaat dalen. Men gaat dan als
het ware niet alleen de rente van het kapi
taal (de visstapel) wegvangen, maar ook
het kapitaal zelf. Economisch kan men deze
roofbouw jarenlang voortzetten zolang er
individueel winst mee is te behalen. Het be
tekent dan echter wel dat met minder sche
pen, d.w.z. met minder kosten, een gelijke
of een grotere hoeveelheid vis kan worden
gevangen. Met aanzienlijk minder kotters
kan men thans meer vis vangen, dus goed
koper.
Internationaal is men thans zover, dat maat
regelen worden genomen, waarbij contin-
gentering van de vangst per land wordt
overwogen.
Dat de industrieel ontwikkelde landen er op
bedacht moeten zijn, dat de grondstoffen-
voorraden niet onuitputtelijk zijn is o.m.
door de Club van Rome duidelijk naar vo
ren gebracht. Sneller dan men kon vermoe
den is men met de realiteit daarvan gecon
fronteerd. Voor de visserij betekent dit een
aanzienlijke stijging van het kostenniveau,
waardoor een aantal marginale vaartuigen
uit bedrijf zal moeten worden genomen. Een
slooppremie van 700 per bruto register-
ton, welke thans door de overheid zal wor
den verleend, zal de gevolgen van de kos
tenstijging voor de kleine zeevisserij ver
lichten en het uit bedrijf nemen van margi
nale vaartuigen enigermate bevorderen. En
terzelfdertijd ingestelde mogelijkheid van
subsidieverlening op de kosten van het gas-
olieverbruik kan de uitwerking van de sloop
premie uiteraard belemmeren.
Vooropgesteld zij dat toekomstvoorspellin
gen in een dynamisch wereldbestel moeilijk
zijn te maken. Dit neemt niet weg dat er wel
enkele opmerkingen zijn te maken, die voor
de bedrijfsvoering van belang kunnen zijn.
Hierbij moet een onderscheid worden ge
maakt tussen voorspellingen op korte en
op lange termijn.
Op korte termijn staat de visserij voor een
aantal moeilijkheden, die voor een deel van
de kleine zee- en garnalenvissers onover
komelijk zijn, omdat zij tevens op lange ter
mijn doorwerken.
Tot nog toe konden hoogontwikkelde indus
trielanden goedkoop grondstoffen impor
teren uit ontwikkelingslanden. Emancipatie
van deze ontwikkelingslanden is oorzaak,
dat men er verstandig aan doet te begrij
pen, dat deze emancipatie tot een blijvend
hoger prijspeil zal leiden. De olielanden
hebben hun machtspositie begrepen en ho
pelijk ook de grenzen van deze machts
positie. Het ligt in de lijn der verwachting
dat andere ontwikkelingslanden voor ande
re grondstoffen het voorbeeld van de olie
sjeiks zullen willen volgen, hetgeen tot een
prijsverhoging van visserijmaterialen zal
kunnen leiden.
Daarenboven is er de mondiale schaarste
aan grondstoffen, die zal moeten leiden tot
hogere prijzen en zuiniger gebruik.
De kostenstijging zal er toe leiden, dat een
aantal marginale vissersvaartuigen uit be
drijf zullen worden genomen. Dit kan boven
dien gunstig werken t.a.v. de overbevissing.
Met maatregelen tegen overbevissing wordt
reeds een begin gemaakt voor haring, door
contingentering van de totale vangst. In de
komende jaren zal men ook voor andere
vissoorten tot internationale contingente
ring moeten overgaan.
Dit zal betekenen, dat dezelfde of een gro
tere hoeveelheid vis met minder schepen
kan worden gevangen. Van groot belang is
daarbij hoe de visvangst nationaal zal wor
den geregeld. Richtlijn zal daarbij moeten
zijn, het nationale contingent zo goedkoop
mogelijk te vangen. Uiteraard zal de visser
dan bij gelijkblijvende of hogere prijs van
de vis een zeer hoog netto-overschot be
halen, dat voor een deel in de vorm van
pacht aan de gemeenschap zal toevallen.
Op korte termijn ondervindt de visserij wel
licht enig nadeel van de zgn. vleesberg.
Doordat de lage prijs welke de veehouder
ontvangt nauwelijks aan de uiteindelijke
consument ten goede komt, zal het nadeel
van de vleesberg voor de visserij van ge
ringe betekenis zijn en bovendien van korte
duur.
Op lange termijn zal de visserij voor de
voorziening van de bevolking met dierlijk
eiwit van meer betekenis worden. Immers
voor de produktie van 1 kg vlees is onge
veer 10 kg plantaardig voedsel nodig. Bij de
vleesproduktie gaat dus_bijna 90% hoog
waardig plantaardig voedsel verloren. Deze
verspilling zal er op langere termijn toe lei
den, dat de vleesconsumptie zal moeten
dalen en het verbruik van plantaardig eiwit
stijgen. Vis als hoogwaardig dierlijk eiwit
zal dan duurder worden.
Zullen er op korte termijn voor de «indivi
duele vissers en dan in het bijzonder voor
de individuele marginale vissers, moeilijk
heden zijn te verwachten, op lange termijn
kan er bij een optimaal beleid aanleiding
zijn de toekomst met vertrouwen tegemoet
te zien.