de o.w.m. 25 een beetje apart, ook in juridisch opzicht mr. h. g. j. van woezik kern verschil afdelingen en polisreglementen Bovenvermelde benaming is inmiddels al danig in gebruik als een soort roepnaam voor onze Onderlinge Waarborgmaatschappij Rabobanken G.A. Enerzijds is zulk een verkorte benaming in het dagelijks gebeuren erg praktisch doch anderzijds zou het tot misverstan den kunnen leiden omtrent de ware aard en inhoud van deze maatschappij. Wij hebben daarin aanleiding gevonden eens wat nader in te gaan op de onderlinge waar borgmaatschappij en haar activiteiten. Om een algemeen beeld van de Onderlinge Waarborgmaatschappij Rabobanken G.A. te geven volgt eerst een aanduiding van de juridische figuur waarbinen deze activitei ten worden uitgeoefend. Een onderlinge waarborgmaatschappij is juridisch gezien een wat gecompliceerde figuur. Zij wordt beheerst door de artikelen 1690 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (B.W.) door artikel 286 e.a. van het Wetboek van Koop handel (W.v.K.), door de wet op het Schade verzekeringsbedrijf van 1964 en voor zover zij het levensverzekeringsbedrijf uitoefent door de daarop betrekking hebbende wet van 1922. Speciaal in voornoemde artikelen van het B.W. komt de onderlinge waarborg maatschappij niet zo duidelijk, althans niet wat haar specifieke karakter betreft, naar voren. Men heeft destijds waarschijnlijk niet on derkend dat het bijzondere van een onder linge waarborgmaatschappij niet behoeft te liggen in een afwijkende wijze van uit oefenen van het verzekeringsbedrijf doch in de eerste plaats ligt in een afwijkende verenigingsvorm. Het ware dus beter geweest als er een regeling op het geb ed van het verenigings recht was getroffen dan op het gebied van het verzekeringsrecht. Maar goed, men heeft zulks niet gedaan en slechts vastgelegd dat de weder kerige waarborgmaatschappijen door haar overeenkomsten, d.w.z. de statuten, worden geregeerd, met de beperking dat naar de aard van de verzekering daarop toepasselijk zijn de regelen vastgesteld in het W.v.K. met betrekking tot de bijzondere soorten van verzekering, behoudens de verplichting tot het opmaken van een polis. Deze regeling heeft men vervat in artikel 286 W.v.K. Bij inwerkingtreding van het tweede boek van het nieuwe B.W., zal een uitvoerige wettelijke regeling van kracht worden voor de onderlinge waarborgmaatschappijen. De onderlinge is dan rechtspersoon indien de akte van oprichting notarieel is verle den en zij aan de door de wet gestelde ei sen voldoet. Het doel moet zijn het sluiten van verzekeringen met de leden. In begin sel brengt de verzekeringsovereenkomst het lidmaatschap mee en gaat bij overgang van de verzekering ook het lidmaatschap op de nieuwe verzekerde over. Alleen wanneer de aansprakelijkheid van de leden voor te korten van de vereniging is uitgesloten, kunnen ook niet-leden verzekerden zijn. De voorwaarden waaronder een lid verzekerd is kunnen niet bij verenigingsbesluit, zonder de toestemming van het verzekerde lid, ge wijzigd worden indien de bevoegdheid daartoe niet uitdrukkelijk is voorbehouden; een verwijzing naar statuten of reglemen ten is daartoe niet voldoende. Tenslotte wordt bepaald dat een persoon, die geen onderlinge waarborgmaatschappij is, bij het doen van zaken de term onderling of weder kerig niet mag gebruiken. Handhaving van dit voorschrift is aan be langhebbenden overgelaten; een 'echte' onderlinge waarborgmaatschappij kan door de rechter een verbod doen uitvaardigen, uiteraard door een dwangsom versterkt. Daargelaten of er aanleiding moge bestaan ook op dit terrein de jacht op beunhazen te openen, de thans voorgestelde bepaling gaat wellicht iets te ver, daar zij de contrac ten van onderlinge bijstand verbiedt zich onderling of wederkerig te noemen, hoewel zij dat van oudsher gedaan hebben en zij nog veelvuldig voorkomen, bijvoorbeeld de onderlinge uitvaartverenigingen op het platteland. Gaat men nu meer in detail de onderlinge bezien dan kan allereerst gewezen worden op het wezenlijke verschil met de verzeke ringsmaatschappij in de vorm van een naamloze vennootschap. Bij een N.V. wentelt de verzekerde het risico af op de N.V.; bij een onderlinge dra gen de aangeslotenen het risico gezamen lijk. De positie van een aangeslotene bij een onderlinge is dan ook wat tweeslachtig om dat de hoedanigheden van verzekerde en verzekeraar vermengd zijn. Dit komt onder meer tot uiting in: 1. de verzekerde is tevens lid van de on derlinge zodat hij is onderworpen aan de statuten en de reglementen van de onder linge; 2. het risico wordt gezamenlijk gedragen, hetgeen tot gevolg heeft dat de leden met hun eigen vermogen aansprakelijk zijn voor de eventuele tekorten van de onderlinge. Er zijn echter zoals reeds aangestipt onder- lingen die de aansprakelijkheid van de le den voor de schulden van de onderlinge uitsluiten en waarbij de leden zich tegen vaste premies kunnen verzekeren. De onderlinge waarborgmaatschappijen hebben vaak een plaatselijk karakter en zijn hoofdzakelijk te vinden op het terrein van de brandverzekering, de glasverzekering, de begrafenisverzekering en de veeverzeke ring. Het plaatselijk karakter heeft als na deel dat men een opeenhoping van risico's krijgt, hetgeen bij een ramp fataal voor de onderlinge kan worden. De Wet op het Levensverzekeringsbedrijf, alsmede de Wet op het Schadeverzeke ringsbedrijf staan de Nederlandse assura deur in beginsel alleen uitoefening van het bedrijf toe in de vorm van een N.V., een B.V. of een onderlinge waarborgmaatschap pij. De wetgever wil nl. niet, dat onder nemingen, die juridisch geen zelfstandig bestaan leiden het verzekeringsbedrijf uit oefenen, aangezien in dat geval de bezit tingen niet alleen zijn verbonden voor schulden, ontstaan uit de verzekeringen, maar ook voor alle andere schulden van de ondernemer. De Wet op het Levensver zekeringsbedrijf bepaalt om dezelfde reden, dat de instellingen, die het levensverzeke ringsbedrijf uitoefenen geen ander bedrijf mogen uitoefenen. De reserves gevormd om de schulden uit de levensverzekeringen te kunnen voldoen, mogen niet aangesproken kunnen worden voor de schulden uit een ander bedrijf. Maatschappijen, die naast levensverzeke ringen ook andere verzekeringen sloten, zijn door deze wet genoodzaakt hun an dere verzekeringen af te stoten of een aparte maatschappij voor hun levensver zekeringen te stichten. Na deze meer algemene inleiding, terug naar de O.W.M. Het sluiten van verzeke ringen, anders dan kredietverzekeringen, behoorde voorheen tot de taak van het Onderling Raiffeisengarantiefonds (afd. A) en van het Onderling Waarborgfonds der Boerenleenbanken. Daarnaast kende het ORFG een afdeling B, welke tot doel had aan banken, die een zodanig verlies hadden geleden, dat zij in hun bestaan werden bedreigd, steun te verlenen zonder dat hierbij sprake was van een verzekering. In de vroegere Eindhovense organisatie werd dezelfde functie vervuld door de zgn. „Reserve Boerenleenbanken". De nieuwe O.W.M. kent een soortgelijke structuur. De maatschappij kent eveneens twee afdelingen te weten, een afdeling A, welke tot taak heeft verzekeringen te sluiten en een afdeling B, welke dit verzekerings karakter niet kent, doch slechts beoogt een bufferfonds te zijn, waarop de leden in

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1974 | | pagina 27